e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heusden

Overzicht

Gevonden: 1890

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blad, bladeren van een plant blad: blāt (Heusden), blǭ.t (Heusden), blader: blār (Heusden), bl˙ǭr (Heusden) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
bladknop bladknop: bladknop (Heusden, ... ) bot, knop [ZND 34 (1940)] || knop [ZND 34 (1940)] III-4-3
blaffen bassen: basən (Heusden) blaffen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
blauwe bosbes bosbeer: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  bosbeer (Heusden) bosbes, alg. [ZND 01 (1922)] III-4-3
blauwe reiger, reiger reiger: reiger (Heusden), reëiger (Heusden), rèeger (Heusden), règer (Heusden, ... ) reiger [ZND 41 (1943)] || reiger, blauwe III-4-1
blindemannetje spelen blinddoek: blinddoek spelen (Heusden), blinddoekje: blinddokske (Heusden) Het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek]. [N 88 (1982)] III-3-2
bloedworst pens: pɛ̝.nsə (Heusden) bloedworst [Goossens 1b (1960)] III-2-3
bloeien bloeien: blø̄n (Heusden) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] I-4
bloem bloem: blom (Heusden) Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] II-3
bloem (alg.) bloem: blomə (Heusden) bloemen [RND] III-4-3