e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heusden

Overzicht

Gevonden: 1890
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bokking bokkem: bikchem (Heusden) bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] III-2-3
bomgat, spongat bomgat: bomgǭt (Heusden) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bont als apart kledingstuk pels: ne pewels (Heusden) pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
bont en blauw slaan blauw en groen slaan: blō ɛn grüün gəslāgə (Heusden), paars en blauw slaan: poàrs en bloo geslagen (Heusden) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
bonte kraai zaadkraai: zoadkree (Heusden), zoatkrè (Heusden) kraai, bonte — III-4-1
bonte specht, specht specht: specht (Heusden, ... ), speͅxt (Heusden) specht [ZND 07 (1924)] || specht, bonte — III-4-1
boog boog: bo.ch (Heusden) boog [RND] III-3-2
boogschuttersgilde schuttengilde: schuttegil (Heusden), schuttersschaar: schuttersschèr (Heusden) Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)] III-3-2
boom (alg.) boom: bûm (Heusden) boom [RND] III-4-3
boomkruiper boomlopertje: boomluperke (Heusden), boomluuperke (Heusden) boomklimmer || boomkruiper III-4-1