32583 |
riek, mestriek |
riek:
rek (K360p Heusden)
|
Een riek die vroeger vaak drie, tegenwoordig meestal vier tanden telt en die gebruikt wordt om de stallen uit te mesten, mest te laden en mest te verspreiden op het land, ook om aardappelen te rooien, aardkluiten fijn te maken e.d. Voorzover het materiaal daaromtrent gegevens bevatte, is in dit lemma achter de plaatsnummers melding gemaakt van het aantal tanden dat de (mest)riek ter plaatse telde. Benamingen van de (mest)riek naar het aantal tanden vormen de tweede helft van dit lemma. Niet opgenomen zijn namen voor een drietandige vork, die blijkens de opgave gebruikt werd om graanschoven en/of hooi op te steken, noch benamingen voor de vijf- of zestandige riek die - met of zonder bolletjes aan de tanden - dient om bieten of aardappelen op te scheppen. [N 5A, 50b; N 11, 28; N 11A, 13a + c; N 14, 81 add.; N 18, 23 + a + b; N 18, 24 add.; JG 1a + 1b; A 28, 4a + b; Av 1, III 5; L B2, 242; L 16, 18b; Gi 2, 179; Lu 6, 4a + b; S 29; Gwn 8, 3; Wi 3 add.; div.; monogr.]
I-1
|
24232 |
rietgors |
rietmus:
rietmeus (K360p Heusden, ...
K360p Heusden)
|
rietgors
III-4-1
|
32921 |
rij, wiers |
rij:
ręi̯ (K360p Heusden)
|
De langwerpige heuveltjes of stroken waarin het nog niet geheel droge hooi wordt bijeengeharkt voordat het op hopen wordt gebracht. [N 14, 101; JG 1b, 2c en Goossens 1963; A 10, 19; A 16, 2; L 38, 37; monogr.]
I-3
|
28973 |
rijgen |
driegen:
drīgǝ (K360p Heusden)
|
Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.]
II-7
|
21269 |
rijkdom |
rijkdom:
rɛ.kdum (K360p Heusden)
|
rijkdom [RND]
III-3-1
|
21597 |
rijke lieden |
rijk volk:
rijk volk (K360p Heusden)
|
Rijke lieden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
21474 |
rijkswachter |
gendarme (fr.):
ne zgenderm (K360p Heusden),
⁄n schenderm (K360p Heusden)
|
Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
20816 |
rijp |
rijp:
réép (K360p Heusden)
|
rijp [RND]
III-2-3
|
25186 |
rijp, rijmx |
vreur:
vreur (K360p Heusden)
|
rijm (rijp, ijzel) [ZND 06 (1924)]
III-4-4
|
33509 |
rijshout, bonenstaak |
erwtenrijs:
ertenrijs (K360p Heusden)
|
Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [ZND 06 (1924)]
I-7
|