e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heusden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiefvader stiefvader: stiefvaaier (Heusden) stiefvader [ZND 11 (1925)] III-2-2
stiekem heimelijk: heimelik (Heusden), ook materiaal znd 1u, 65  heimelik (Heusden) geniepig [ZND 01 (1922)] || Heimelijk, geniepig, enz. [ZND 01u (1924)] III-1-4
stier stier: stī.r (Heusden), var: vɛr (Heusden), vɛ̄r (Heusden) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  stɛi̯səl (Heusden) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stibø̄.gǝls (Heusden) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stilstaan hou: hou̯ (Heusden) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinkende gouwe stinkding: stinkdink (Heusden) schelkruid [ZND 06 (1924)] III-4-3
stoel stoel: stūl (Heusden) stoel [ZND 07 (1924)] III-2-1
stof stof: stof (Heusden) stof [ZND 07 (1924)] III-2-1
stofdoek stofvod: stōf˃voͅt (Heusden), stoͅf˃voͅt (Heusden) een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)] III-2-1