22393 |
troef |
troef:
troef (K360p Heusden, ...
K360p Heusden,
K360p Heusden)
|
Kaart(en) van een bepaalde soort of kleur waarmee andere kaarten in het spel geslagen kunnen worden [troef, turf, lint, beffer, drijver, ant]. [N 88 (1982)] || Troef: Harten is troef. [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
22394 |
troeven |
troeven:
troeven (K360p Heusden)
|
Met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22861 |
trommeltje |
trommeltje:
trömḷkə (K360p Heusden)
|
trommeltje [RND]
III-3-2
|
19317 |
trots |
hovaardig:
hoeveirdig (K360p Heusden)
|
groots [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
34289 |
tuieren |
tuieren:
tøi̯ǝrǝ (K360p Heusden)
|
Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.]
I-11
|
34293 |
tuierpaal |
koestaak:
kōi̯stāk (K360p Heusden),
tuierstaak:
tøi̯ǝrsta.k (K360p Heusden)
|
De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71]
I-11
|
19772 |
tuin |
hof:
hōͅf (K360p Heusden)
|
hof [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
33506 |
tuinbonen |
labbonen:
labbone (K360p Heusden),
paardsbonen:
pèertsbone (K360p Heusden)
|
I-7
|
24258 |
tuinfluiter |
braddelkeets:
BtS 212: braddelkets
braddelkeets (K360p Heusden)
|
tuinfluiter
III-4-1
|
33593 |
tuinkers |
kers:
kers (K360p Heusden)
|
I-7
|