18140 |
verstuiken |
verstuiken:
verstoakt (K360p Heusden)
|
ik heb mijn voet verstuikt [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
34290 |
vertuieren |
voorttuieren:
vōrttø̜i̯ǝrǝn (K360p Heusden)
|
Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.]
I-11
|
20304 |
verwend kindje |
bedorven kind:
bedurven kind (K360p Heusden)
|
bedorven kindje; het is een - - [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
23312 |
vespers |
vespers (<lat.):
də vɛspərs (K360p Heusden)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
borstlap:
witte borstlap (K360p Heusden)
|
wit vest (manskledingstuk waarin het horloge gedragen wordt) [ZND 08 (1925)]
III-1-3
|
30928 |
veter |
staartel:
stɛrtǝl (K360p Heusden)
|
Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi]
II-10
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄.lǝ (K360p Heusden)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
34535 |
vierdeel eieren |
vierdeel:
virǝl (K360p Heusden)
|
Een vierdeel eieren is volgens het WNT vooral een maat voor granen. Wat een vierdeel eieren inhoudt, is moeilijk na te gaan. De Diksjenaer van ''t Mestreechs zegt dat een viedel eieren een vierendeel van honderd plus één is, dus 26. Heel waarschijnlijk gaat het dus om een vierde deel van honderd.' [L 8, 44; monogr.]
I-12
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvî:rt (K360p Heusden)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
koffietijd:
koffietijd (K360p Heusden)
|
de maaltijd die gewoonlijk rond vier uur in de namiddag gebruikt wordt, het vieruurtje [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|