e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heusden

Overzicht

Gevonden: 1890
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lauw lauw: loo water (Heusden) Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)] III-4-4
leeftijd, ouderdom ouderdom: aaerdom (Heusden, ... ) ouderdom [ZND 05 (1924)] || ouderdom; op zijn ouderdom [ZND 40 (1942)] III-2-2
leeg, gezegd van een noot leeg: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  leeg neuit (Heusden) loze noot [ZND 30 (1939)] III-2-3
leeg, niets bevattend leeg: leeg (Heusden) Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)] III-4-4
leegloper leegloper: ook materiaal znd 30, 4  leegloeper (Heusden) leegloper [ZND 01 (1922)] III-1-4
leest leest: liǝst (Heusden) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: lieuw (Heusden) Leeuw. [ZND 30 (1939)] III-3-2
leeuwenbek schaapsmuiltje: -  schoapsmuilkes (Heusden) grote leeuwebek [ZND 40 (1942)] III-4-3
lei lei: een lei (Heusden) Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leiden leiden: lɛ̄ǝ (Heusden) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11