28772 |
linnen, linnengoed |
lijfgoed:
lijfgoed (K360p Heusden),
lijwaad:
lęjvǝt (K360p Heusden)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
17617 |
lip |
lip:
løp (K360p Heusden, ...
K360p Heusden)
|
lip [RND] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
løp (K360p Heusden)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
18051 |
litteken |
litteken:
lettieken (K360p Heusden),
littieke (K360p Heusden)
|
een litteken [ZND 37 (1941)] || litteken [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
23311 |
lof |
lof:
tloͅf (K360p Heusden)
|
het lof [RND]
III-3-3
|
17688 |
long |
long:
longe (K360p Heusden)
|
De longen: a) van de mens [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
31186 |
loodgieter |
gotenmaker:
gotenmaker (K360p Heusden)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
scheut (K360p Heusden)
|
loot [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
lupǝ (K360p Heusden)
|
Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9
|
22400 |
loten |
loten:
loten (K360p Heusden)
|
Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|