e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292p plaats=Heythuysen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kalkhouw kalkhaak: kalǝkhǭk (Heythuysen) Het werktuig waarmee het mengsel van kalk en water wordt geroerd. Vaak bestaat het uit een haaks op een houten steel geplaatst metalen blad dat al dan niet van één of meer gaten is voorzien. Het blad kan verschillende vormen hebben. In P 51 bestond de 'roerlat' uit een stok waarin aan één uiteinde lange spijkers geslagen waren. In L 318b werd voor het roeren van de kalk een versleten berkebezem gebruikt. [N 30, 32c; monogr.] II-9
kalkkuil kalkkuil: kalǝkkūl (Heythuysen) De kuil of put waarin men het in de kalkbak aangemaakte kalk-watermengsel laat lopen om te bezinken. In L 318b werd de term 'kalkkuil' ook in een iets andere betekenis gebruikt. Daar werd vroeger voor het bereiden van metselkalk op het erf een kuil gegraven waarin ongebluste kalk werd gestort. Vervolgens werd water toegevoegd, waarna door goed roeren met de roerhaak een stevige brij ontstond. Het geheel werd afgedekt met geel zand. Alvorens de kalk te gebruiken, werd het zand met de brij vermengd. Het uit de kalkbak laten wegvloeien van het mengsel werd in Q 121 'aflaten' ('āflǫsǝ') genoemd. [N 30, 32e; monogr.] II-9
kalkmelk natte kalk: nātǝ kalǝk (Heythuysen) Het melkwitte mengsel van gebluste kalk en water in de blusbak. [N 30, 32b] II-9
kalkmortel kalkspijs: kalǝk[spijs] (Heythuysen) Mortel bestaande uit kalk en zand. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen '(mortel)', '(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 37a; monogr.] II-9
kalkoen schroet: šrūt (Heythuysen) Zie afbeelding 11. [R 14, 3; S 16; L 1a-m; L 1, 113; L 17, 11; L B2, 305; A 6, 3a; A 6, 3b; Vld.; monogr.] I-12
kalkschop schuit: šūt (Heythuysen), steekschup: štē̜kšø̜p (Heythuysen) Platte, vierkante schop waarmee de kalkbrij wordt uitgestoken en in de kalkwagen of kalkbak wordt geschept. [N 30, 32g; monogr.] II-9
kalkzandstenen kalkzandstenen: kalǝk˲zantjštęjn (Heythuysen) Kunststenen, samengesteld uit kalk en zand. De kalk wordt daartoe eerst geblust en vervolgens gemengd met zand en water. Het mengsel wordt daarna onder hoge druk in vormen geperst. De op deze wijze gevormde stenen worden in een ketel onder hoge stoomdruk verhard. Kalkzandstenen worden gebruikt in de huizenbouw, voor fabrieksschoorstenen, ketelbemetseling, enz. De normale kleur is wit tot lichtgrauw. [N 30, 54d] II-9
kalm, bedaard rustig: rustig (Heythuysen) niet opgewonden, kwaad of zenuwachtig [bedaard, stil, kalm] [N 85 (1981)] III-1-4
kalven kalven: kǭvǝ (Heythuysen) Een kalf ter wereld brengen, gezegd van de koe. [JG 1a, 1b; N 3A, 46; S 16; L 1a-m; monogr.] I-11
kalverhokje, kalverbak kalverbak: [kalver]bak (Heythuysen), kalverplank: [kalver]plaŋk (Heythuysen) In de koe- of de kalverstal kunnen een of meer kalveren vetgemest of alleen maar gestald worden in een speciaal daarvoor bestemde kooi, kist, bak of box, of gewoon achter een plank in een hoek van de stal. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (kalver-) het lemma "kalverstal" (2.2.3). [N 5A, 45a; monogr.] I-6