e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292p plaats=Heythuysen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
karper karper: karper (Heythuysen) Hoe noemt u de karper: een zoetwatervis die voorkomt in stilstaande en traag stromende wateren. Hij heeft een lange rugvin, de buikvinnen staan ingeplant achter de borstvinnen, ongeveer gelijk met het begin en het einde van de rugvin. De bek heeft dikke e [N 83 (1981)] III-4-2
karpet, vloerkleed karpet: karpet (Heythuysen), kleed: kleid (Heythuysen) Losliggend geweven, gevlochten of geknoopt kleed dat als bedekking en tot verfraaiing van de vloer dient (tapijt, kleed, karpet) [N 79 (1979)] III-2-1
karrenspoor aardweg: ē̜rtwē̜x (Heythuysen), karweg: kɛrwē̜x (Heythuysen), leis: (mv)  lęi̯zǝ (Heythuysen), vaarleis: vārlęi̯s (Heythuysen), (mv)  vārlęi̯zǝ (Heythuysen), veldpaadje: vɛljtjpē̜tjǝ (Heythuysen) Een niet-verharde weg met geulen die zijn ontstaan door het uitschuren van karwielen. [A 21, 2a; A 21, 2b; N 18, 40; monogr.] I-8
kartelijzer hakkelijzertje: hakǝlīzǝrkǝ (Heythuysen) Stalen staafje waarmee men de rand van de onderhaam kartelt. Een soort holpijp waarvan de pijp slechts half rond is. Men slaat er halve rondjes mee in het leer of vilt. De onderhaam wordt hiermee bijvoorbeeld gekarteld. [N 36, 38a] II-10
kastplank schap: šāp (Heythuysen, ... ) plank in een kast [DC 16 (1948)], [DC 44 (1969)] III-2-1
katapult katapult: katapult (Heythuysen), kattepult (Heythuysen) Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)] III-3-2
kater haarpijn: haorpien (Heythuysen) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
katrol katrol: katrǫl (Heythuysen) Katrol, in gebruik bij het omhooghijsen van het rund. [N 28, 64; N 28, 65] II-1
kattenstaart kattenstaart: WLD  kattestèrt (Heythuysen) Kattestaart (lythrum salicaria 50 tot 150 cm grote plant. De stengels staan rechtop, zijn kantig en zijn meer of minder behaard; de bladeren zijn tegenoverstaand of in kransen en lancetvormig. De bloemen groeien in lange aren, zijn 6-tallig en purperroo [N 92 (1982)] III-4-3
kauw kauwtje: kauwke (Heythuysen, ... ), kauwkə (Heythuysen) Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] III-4-1