e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292p plaats=Heythuysen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke meikever bakker: bekker (Heythuysen), mulder: mulder (Heythuysen, ... ), schoenmaker: schoemaker (bruin) (Heythuysen), sjoemaker (Heythuysen), snijder: snieder (Heythuysen) meikever, met veel wit stof [DC 18 (1950)] III-4-2
mannenkleren mansluikleren: mansluukléjer (Heythuysen) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
mantelpak mantelpak: mantelpak (Heythuysen) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3
maretak heksenbessem: heksebèzem (Heythuysen) maretak {afb}, een op bomen woekerende plant waaran de stengel gaffelvormig vertakt is met lepelvormige altijd groene bladeren, de vrucht is witte, soms gele bes [N 37 (1971)] III-4-3
margriet sint-jansbloem: st. Jansbloem (Heythuysen, ... ) margriet [DC 42 (1967)] || margriet (Chrysanthemum leuchanthemun) [DC 42 (1967)] III-4-3
markt markt: mâêrt (Heythuysen) markt [RND] III-3-1
marmeren beeld beeld: ein marmere bèèldj (Heythuysen) Marmeren beeld. [N 06 (1960)] III-3-2
marmiet, koperen ketel marmiet: grote koperen ketel met deksel en hengel waar men vroeger soep in kookte  marmit (Heythuysen) marmiet [Roukens 14 (1937)] III-2-1
mathaak pik: pek (Heythuysen) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
matras strozak: streuzak (Heythuysen) Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)] III-2-1