33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (L292p Heythuysen),
vø̜̄lǝ (L292p Heythuysen)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvê.rt (L292p Heythuysen)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
32765 |
vierhoekige eg |
vierkantige [eg]:
vērkɛntegǝ [eg] (L292p Heythuysen)
|
De oude houten, later ook ijzeren eg die een vierhoekig geraamte had; zie afb. 53 en 54. Deze eg was niet altijd vierkant of rechthoekig: soms waren de hoofdbalkjes lichtelijk gebogen of vormden de balken een ruitvormig raam. Waar de vierhoekige eg blijkens de opgaven als onkruideg en/of als zaadeg in gebruik was, is vermeld in de betrokken lemmata. Zie verder het lemma ''eg''. [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 71 + 72 + 75 add.; N J 10; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|
26487 |
viertakrijn |
viertakrijn:
viertakrijn (L292p Heythuysen),
viertaksrijn:
viertaksrijn (L292p Heythuysen)
|
Rijn met vier rijntakken. [N O, 15d; A 42A, 21; Vds 132; Coe 101; N O, 15b; N O, 15c]
II-3
|
20574 |
vieruursboterham |
boterham, een -:
vier uur
ne botterham (L292p Heythuysen),
koffie, de -:
et is kóffietȉ.d, zét de kóffie ens òp tao.fel
de kóffie (L292p Heythuysen),
koffiedrinken, het -:
et kóffiedrinke (L292p Heythuysen),
’t kóffie-drinke (L292p Heythuysen),
koffietijd:
zét de kóffie ens òp tao.fel
kóffietīē.d (L292p Heythuysen)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21542 |
vijf frank |
vijf frank:
Opm. Duits geld: vóór 1914 in zwang.
vief frang (L292p Heythuysen)
|
5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21621 |
vijftig frank |
penning:
Note: invuller heeft als antwoord gegeven: 1/2 cent: fennig - 1 pf. (klopt dit wel?!).
fennig (L292p Heythuysen)
|
50 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24961 |
vijver |
kuil:
(natuurlijk).
kōēl (L292p Heythuysen),
ven:
(natuurlijk.)
vén (L292p Heythuysen),
vijver:
(gegraven).
vīēvər (L292p Heythuysen),
wijertje:
(natuurlijk.)
wīējərtj (L292p Heythuysen)
|
klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24386 |
vin |
vin:
vin (L292p Heythuysen)
|
Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
viŋər (L292p Heythuysen)
|
vinger [RND]
III-1-1
|