e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292p plaats=Heythuysen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlam vlam: vlam (Heythuysen) Vuurtong, vlam (vlam, laai) [N 79 (1979)] III-2-1
vlechten vlechten: vlechten (Heythuysen) lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)] III-1-1
vleermuis vleermuis: flēērmoes (Heythuysen) vleermuis [DC 40 (1965)] III-4-2
vlees conserveren zouten: zǭtǝ (Heythuysen) Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.] II-1
vleeskant vleeskant: vlęjskanjtj (Heythuysen) De kant van de huid waar de haren van het dier niet gezeten hebben, de vleeskant. [N 60, 3b; N 60, 3c; N 36, 2b] II-10
vleesmade, larve van de bromvlieg made: maaj (Heythuysen) made, vleeswormpje [N 26 (1964)] III-4-2
vleesmolen vleesmolen: vlęjsmø̄lǝ (Heythuysen) Met de hand bediend molentje dat het vlees tot worstvlees kleinmaalt. Het gemalen vlees wordt door een buisje in de hierover geschoven, schoongemaakte darm geperst. [N 28, 116; N 28, 114; monogr.] II-1
vleien in de kont kruipen: h⁄m in de kŏntj kroepen (Heythuysen) iemand dingen zeggen die hem aanstaan en aangenaam zijn, maar die overdreven en onwaar zijn, om bij hem in een goed boekje te komen staan [mouwvegen, mouwstrijken, afluizen, fletsen, lemmen, loeflokken, vleien, bakkeleien, flodderen] [N 85 (1981)] III-3-1
vleier kontenkruiper: kontekruiper (Heythuysen) een persoon die graag vleit [zie vraag 365] [bloksleep, bloksleper, fleerbaard, kontekruiper, mouwveger] [N 85 (1981)] III-3-1
vleiwoord voor het varken kuus: kys (Heythuysen), kuusje: kyskǝ (Heythuysen) [VC 14, 2c v] I-12