19543 |
vuurslag |
slaghoedje:
slaagheutje (L292p Heythuysen),
staal:
stāol (pin) (L292p Heythuysen)
|
slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19544 |
vuursteen |
vuursteen:
veurstein (L292p Heythuysen)
|
vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
vuurtang:
vø̄rtaŋ (L292p Heythuysen)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
30004 |
vuurvaste mortel |
chamotte:
šǝmǫt (L292p Heythuysen),
vuurspecie:
vø̄r[specie] (L292p Heythuysen)
|
Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c]
II-9
|
29814 |
vuurvaste stenen |
vuurstenen:
vø̄̄rštęjn (L292p Heythuysen)
|
Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.]
II-8
|
25508 |
vuurvaste tegels |
vuurstenen:
vø̄rstęjn (L292p Heythuysen)
|
De vuurvaste tegels waaruit de ovenvloer bestaat. [N 29, 4b; monogr.]
II-1
|
25125 |
waaienx |
waaien:
wĕjjen (L292p Heythuysen)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21617 |
waarde van 30 stuiver |
daalder:
daalder (L292p Heythuysen),
Note: invuller heeft dit als antwoord gegeven: 1.80: daalder - 3 mk. (klopt dit wel?!).
daalder (L292p Heythuysen)
|
5 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] || waarde van 30 stuiver = F 1,50 [daalder, dolde?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21616 |
waarde van 6 stuiver - zes cent |
grosch (<du.):
Note: invuller heeft dit als antwoord gegeven: 6 cent: groes - (grosj (10 pf. klopt dit wel?!
groes (L292p Heythuysen)
|
oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18860 |
waarderen |
waarderen:
waarderen (L292p Heythuysen)
|
op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|