22873 |
doel |
goal (eng.):
goal (L292p Heythuysen)
|
Het doel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
17925 |
doelloos friemelen |
friemelen:
friemelen (L292p Heythuysen)
|
haffelen: Doelloos met de handen spelen (haffelen, krawietelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22876 |
doelman |
keeper (eng.):
kieper (L292p Heythuysen)
|
Doelverdediger. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22872 |
doelpunt |
goal (eng.):
goal (L292p Heythuysen)
|
Doelpunt. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
25020 |
dof, gedempt van geluid |
hees:
heis (L292p Heythuysen)
|
niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
doffer:
doffer (L292p Heythuysen)
|
een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24862 |
dolle kervel |
hondspeterselie:
WLD
honjspeterselie (L292p Heythuysen)
|
Scheerling, dolle kervel (chaerophyllum temulum 30 tot 120 cm groot. De stengels zijn aan de knopen verdikt en meestal rood gevlekt; de bladeren zijn dubbel geveerd, behaard, en de omwindseltjes hebben gewimperde blaadjes; de bloemen zijn wit; de vrucht [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18799 |
domme man |
stommerik:
stommerik (L292p Heythuysen)
|
een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18800 |
domme vrouw |
doos:
⁄n doos (L292p Heythuysen)
|
een dommme vrouw [lut, kul, dulleke] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17908 |
dompelen |
deppen:
deppen (L292p Heythuysen)
|
in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|