e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292p plaats=Heythuysen

Overzicht

Gevonden: 3558
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderen donderen: dŏndere (Heythuysen), rommelen: rŏmmele (Heythuysen) donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderslag donderslag: dóndərsjláách (Heythuysen) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk donderkoppen: donderköp (Heythuysen), nutte koppen in de lucht: nöttə köp innə lócht (Heythuysen) lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] || zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: de dŏnder (Heythuysen), dŏnder (Heythuysen) donder [N 22 (1963)] || onweer [N 22 (1963)] III-4-4
donker worden, duisteren donker worden: dŏnkel wère (Heythuysen) donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
donker, duisterx donker: dónkel (Heythuysen), dónker (Heythuysen), duister: duuster (Heythuysen, ... ), dūūster (Heythuysen), grauw: (= minder donker).  gròw (Heythuysen) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)] III-4-4
dons, nestveren duivelshaar: duvelshaor (Heythuysen, ... ) donshaar || het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)] III-4-1
dood (bn.) dood: dôêt (Heythuysen) dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zn.) dood: ps. boven de a moet nog een ? staan; deze combinatieletter kan ik niet maken!  dŏĕad (Heythuysen) de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] III-2-2
doodskist doodskist: doadskist (Heythuysen), doewetskist (Heythuysen), douwətskist (Heythuysen), dóadskist (Heythuysen) doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)] III-2-2, III-3-3