25120 |
donderen |
donderen:
dŏndere (L292p Heythuysen),
rommelen:
rŏmmele (L292p Heythuysen)
|
donderen [hommelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25122 |
donderslag |
donderslag:
dóndərsjláách (L292p Heythuysen)
|
hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25121 |
donderwolk |
donderkoppen:
donderköp (L292p Heythuysen),
nutte koppen in de lucht:
nöttə köp innə lócht (L292p Heythuysen)
|
lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] || zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25118 |
donderx |
donder:
de dŏnder (L292p Heythuysen),
dŏnder (L292p Heythuysen)
|
donder [N 22 (1963)] || onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25022 |
donker worden, duisteren |
donker worden:
dŏnkel wère (L292p Heythuysen)
|
donker worden [duisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25021 |
donker, duisterx |
donker:
dónkel (L292p Heythuysen),
dónker (L292p Heythuysen),
duister:
duuster (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen),
dūūster (L292p Heythuysen),
grauw:
(= minder donker).
gròw (L292p Heythuysen)
|
donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24138 |
dons, nestveren |
duivelshaar:
duvelshaor (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen)
|
donshaar || het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
dôêt (L292p Heythuysen)
|
dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20325 |
dood (zn.) |
dood:
ps. boven de a moet nog een ? staan; deze combinatieletter kan ik niet maken!
dŏĕad (L292p Heythuysen)
|
de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20432 |
doodskist |
doodskist:
doadskist (L292p Heythuysen),
doewetskist (L292p Heythuysen),
douwətskist (L292p Heythuysen),
dóadskist (L292p Heythuysen)
|
doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)]
III-2-2, III-3-3
|