21098 |
lijnzaadmeel |
lijzensmeel:
lēzǝsmɛ̄ǝl (L292p Heythuysen)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
24567 |
lijsterbes |
lijsterkers:
-
liesterkeers (L292p Heythuysen)
|
lijsterbes (Sorbus aucuparia) [DC 26 (1954)]
III-4-3
|
20492 |
likken |
lekken:
lekke (L292p Heythuysen),
lèkkə (L292p Heythuysen)
|
likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22888 |
linksachter |
linksback (<eng.):
(bek)
linksback (L292p Heythuysen)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkspoot:
linkspoot (L292p Heythuysen)
|
Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Het is een ... [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
22881 |
linksvoor |
linksbuiten:
linksboete (L292p Heythuysen)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
17617 |
lip |
lip:
løp (L292p Heythuysen)
|
lip [RND]
III-1-1
|
24528 |
lisdodde |
duivelskluppel:
-
duuvelsklöppel (L292p Heythuysen),
WLD
duuvelsklöppele (L292p Heythuysen),
lampenpoetser:
-
lampepoetser (L292p Heythuysen),
lis:
-
lisse (L292p Heythuysen)
|
Grote lisdodde (typha latifolia een 100 tot 250 cm hoge plant. De bladeren zijn tot 2 cm breed; de bloemen bevinden zich in cilindervormige aren, eenslachtig, de mannelijke bovenaan, vlak daaronder de vrouwelijke, de bloemdekbladeren ontbreken. Bloeitij [N 92 (1982)] || lisdodde [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
21824 |
lispelen (slissen) |
slissen:
slissen (L292p Heythuysen)
|
de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18967 |
list |
streek:
⁄n streek (L292p Heythuysen)
|
een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)]
III-1-4
|