18414 |
matrozenpakje |
matrozenpakje:
metròzepekske (L292p Heythuysen)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)]
III-1-3
|
19825 |
mattenklopper |
mattenklopper:
matəkloͅpər (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen)
|
mattenklopper [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjjənéés (L292p Heythuysen)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|
18129 |
mazelen |
mazelen:
mazele (L292p Heythuysen),
mazələ (L292p Heythuysen)
|
Hoe noemt men de besmettelijke kinderziekte waarbij de huid vele kleine rode vlekjes vertoont (Nederl. mazelen)? [DC 25 (1954)]
III-1-2
|
18235 |
medaillon |
medaillon:
medaillon (L292p Heythuysen)
|
rond, ovaal- of hartvormig sieraad waarin een portretje of iets dergelijks bewaard wordt [medaillon, mejonneke, boot, coulant] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18855 |
medelijden |
compassie:
kompassie (L292p Heythuysen),
metlijden:
mit lieje (L292p Heythuysen)
|
een gevoel van smart over het leed van andere mensen [medelijden, kompassie, deernis, deer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25646 |
meel dat gebruikt wordt voor peperkoekdeeg |
bloem:
blōm (L292p Heythuysen)
|
[N 29, 88a; N 29, 88b]
II-1
|
25642 |
meel dat gebruikt wordt voor taai-taaideeg |
bloem:
blōm (L292p Heythuysen)
|
[N 29, 87a; N 29, 87; N 29, 87b]
II-1
|
26517 |
meelbak |
maalbak:
maalbak (L292p Heythuysen),
meelbak:
meelbak (L292p Heythuysen),
treugel:
trø̄̄gǝl (L292p Heythuysen)
|
De houten bak onderaan de meelpijp waaraan de te vullen meelzak wordt bevestigd. Zie ook afb. 83 en 84. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 24c; A 42A, 41; Sche 56; Vds 164; Jan 168; Coe 153; Grof 182; N D, 23; monogr.; A 42A, 40; N O, 24a; N D, 33]
II-3
|
24421 |
meelmijt |
meelworm:
mèlworm (L292p Heythuysen)
|
mijt die in vochtig meel leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|