25100 |
motregenen, licht regenen |
kwakkelen:
kwakkele (L292p Heythuysen),
motregenen:
motraegənə (L292p Heythuysen),
niffelen:
nefele (L292p Heythuysen),
zeveren:
zeivere (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen)
|
beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
25706 |
moutmolen |
moutmolen:
mǫwtmø̄lǝ (L292p Heythuysen)
|
De molen waarin het mout wordt fijngemaakt. De invuller uit L 325 merkt op dat het hier ging om een molen met walsen. Zie afb. 4. [N 35, 7; N 35, 15, monogr.]
II-2
|
25686 |
moutschop |
schoep:
šōp (L292p Heythuysen)
|
De holle, houten schop met een lange steel die wordt gehanteerd om het kiemende graan te keren. In L 210 wordt de schop ook op de eest gebruik. Zie afb. 2. [N 35, 22; N 35, 11; monogr.]
II-2
|
18325 |
mouwschort |
mouwenscholk:
moewesjolk (L292p Heythuysen),
met mouwen
moeweschollik (L292p Heythuysen)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)] || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
24356 |
mug |
mug:
mug (L292p Heythuysen),
mögk (L292p Heythuysen),
mök (L292p Heythuysen)
|
steekmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
20598 |
muik |
mouting:
modding (L292p Heythuysen),
wordt nog wel van gesproken
motting (L292p Heythuysen)
|
Kent u een woord voor een geheime bergplaats voor onrijp fruit? Vroeger legden de kinderen vruchten, vooral appels, die ze onrijp geplukt hadden, op een verborgen plekje in het hooi of stro om zacht te worden. Voorbeelden met woorden voor deze bergplaats [DC 31 (1959)]
III-2-3
|
17872 |
muilpeer |
slag in het gezicht:
schlaag in t gezicht (L292p Heythuysen)
|
Slag op de kaak; muilpeer (flets, fleer, plakkaat, kek, kokarde, klamats). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18308 |
muiltje |
slipper:
nieuwewets
slippers (L292p Heythuysen)
|
Muiltje. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men die zonder achterkant? [DC 44 (1969)]
III-1-3
|
21642 |
muntgeld |
hel geld:
ps. niet omgespeld!
hĕl gĕldj (L292p Heythuysen)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
møts (L292p Heythuysen)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|