21843 |
nachtbraken |
nachtbraken:
nachtbraken (L292p Heythuysen)
|
tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24394 |
nachtvlinder |
mot:
mot (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen),
uil:
uul (L292p Heythuysen)
|
nachtuiltje, nachtvlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24214 |
nachtzwaluw |
geitenmelker:
geitemèlker (L292p Heythuysen),
nachtzwalg:
nachzjwalg (L292p Heythuysen)
|
nachtzwaluw
III-4-1
|
18937 |
nadeel |
nadeel:
nadeel (L292p Heythuysen),
schade:
schaai (L292p Heythuysen)
|
het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34179 |
nageboorte van de koe |
rein:
rɛi̯n (L292p Heythuysen)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
33881 |
nageboorte van het paard |
rein:
ręi̯n (L292p Heythuysen)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|
25410 |
nagels verwijderen |
schoen(en) uittrekken:
šōn uttrɛkǝ (L292p Heythuysen)
|
De nagels worden meestal afgetrokken met de haak die aan de bovenkant van de krabber zit. Men kapt of snijdt ze ook wel af of wringt ze met de hand af. Alvorens de nagels te verwijderen houdt men ze in heet, zelfs kokend water. [N 28, 35; monogr.]
II-1
|
25392 |
nagieten |
afspoelen:
āfspø̄lǝ (L292p Heythuysen)
|
Nadat de haren afgekrabd zijn, wordt het dier met koud water afgespoeld; enerzijds om achtergebleven haren en eventueel vuil te verwijderen, anderzijds om het nascheren gemakkelijker te maken. [N 28, 26]
II-1
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
groe(n)maad:
grōmęntj (L292p Heythuysen)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
25592 |
narijs |
narijs:
nǭrīs (L292p Heythuysen)
|
Na het bewerken en opmaken van het deeg kan de laatste rijs, de narijs, beginnen. Het deeg moet nog enige tijd rijzen in de bus, het blik, de rijskast, voordat het in de oven geschoven kan worden. Men moet bij de narijs erop leggen dat temperatuur en vochtigheid van de lucht voldoende zijn (Schoep blz. 102). Zowel een te lage als een te hoge temperatuur beïnvloeden het deeg ongunstig, terwijl de vochtigheid van de lucht ook niet te hoog mag zijn. Het verdient aanbeveling de narijs te laten geschieden in een afzonderlijke ruimte, waar men zowel de temperatuur als de vochtigheid van de lucht in de hand heeft. Volgens de informant van L 330 duurt de narijstijd een half uur. [N 29, 39b; N 29, 39a]
II-1
|