32963 |
nascharder |
scharder:
šɛrdǝr (L292p Heythuysen)
|
Degene die het achtergebleven hooi bijeenharkt. [A 34, 4; add. uit N.14, 122]
I-3
|
25393 |
nascheren |
afscheren:
āfšē̜rǝ (L292p Heythuysen)
|
De haren die na het afkrabben van de opperhuid zijn blijven zitten met een mes of iets dergelijks verwijderen. [N 28, 32; N 28, 25; monogr.]
II-1
|
25124 |
natte sneeuw |
natte sneeuw:
nááte sjnîê (L292p Heythuysen)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33706 |
natuurlijke waterloop |
zijp:
zīp (L292p Heythuysen)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|
25012 |
nauw, eng |
eng:
ing (L292p Heythuysen)
|
klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
correctmaker:
tiz ənə krèkmikkər (L292p Heythuysen),
fijn werk:
fīēn wèrrək (L292p Heythuysen),
precies:
precies (L292p Heythuysen),
pront:
pront (L292p Heythuysen)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] || met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17766 |
navel |
navel:
navel (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen)
|
navel [DC 02 (1932)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
34419 |
necrobacillosis, rotkreupel |
rotpoot:
(mv)
rotpø̄ǝt (L292p Heythuysen),
rotstraal:
rotstrǭl (L292p Heythuysen)
|
Een besmettelijke klauwaandoening. Het begint met een ontsteking van de huid tussen de klauwen, daarna wordt de hoornwand aangetast en de zool van de klauw; deze laten los en er ontstaat kreupelheid. [N 77, 63; N 19, 69; A 48a, 29; N 52, 16; monogr.]
I-12
|
20361 |
neef |
neef:
nèf (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen,
L292p Heythuysen)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
neet (L292p Heythuysen)
|
neet, luizenei [N 26 (1964)]
III-4-2
|