30233 |
negblokken |
hoekstenen:
hōkstęjn (L292p Heythuysen)
|
Bergstenen blokken die in het metselwerk worden aangebracht ter verlevendiging van venster- en ingangsneggen. Zie ook afb. 52. Volgens de invuller uit Q 121c konden de negblokken uit mergel, kunststeen of hardsteen vervaardigd zijn. [N 32, 12a]
II-9
|
18042 |
negenoog |
negenoog:
negenoog (L292p Heythuysen),
steenpuist:
steinpuust (L292p Heythuysen)
|
Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30801 |
nerfkant |
nerfkant:
nɛrfkanjtj (L292p Heythuysen)
|
De kant van de huid waar het haar heeft gezeten. [N 60, 3a; N 60, 3c; N 36, 2a]
II-10
|
24435 |
nest, hoeveelheid jongen |
nest:
nest (L292p Heythuysen),
worp:
worp (L292p Heythuysen)
|
Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24216 |
nestelen |
timmeren:
tummeren (L292p Heythuysen)
|
een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24218 |
nestverlater |
uitvliegen:
oetgevlaoge (L292p Heythuysen),
vlug:
vlŭk (L292p Heythuysen)
|
in staat zijn om uit het nest te vliegen, gezegd van jonge volgels (vlug, stug, uitgevlogen, uitladen) [N 83 (1981)] || op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
25594 |
netborstel |
kwast:
kwas (L292p Heythuysen)
|
Borstel, kwast of handveger die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. Volgens informanten (in L 289b, L 318b en Q 18, Q 112b) gebeurt dit ook wel met de hand. [N 29, 40b; monogr.]
II-1
|
18343 |
neus van een schoen |
naas:
naas (L292p Heythuysen),
punt:
puntj (L292p Heythuysen)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34370 |
neusring |
ring:
reŋk (L292p Heythuysen),
scheer:
šīr (L292p Heythuysen)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
20482 |
nicht |
nicht:
nicht (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen,
L292p Heythuysen)
|
nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|