e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heythuysen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
negblokken hoekstenen: hōkstęjn (Heythuysen) Bergstenen blokken die in het metselwerk worden aangebracht ter verlevendiging van venster- en ingangsneggen. Zie ook afb. 52. Volgens de invuller uit Q 121c konden de negblokken uit mergel, kunststeen of hardsteen vervaardigd zijn. [N 32, 12a] II-9
negenoog negenoog: negenoog (Heythuysen), steenpuist: steinpuust (Heythuysen) Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] III-1-2
nerfkant nerfkant: nɛrfkanjtj (Heythuysen) De kant van de huid waar het haar heeft gezeten. [N 60, 3a; N 60, 3c; N 36, 2a] II-10
nest, hoeveelheid jongen nest: nest (Heythuysen), worp: worp (Heythuysen) Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)] III-4-2
nestelen timmeren: tummeren (Heythuysen) een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)] III-4-1
nestverlater uitvliegen: oetgevlaoge (Heythuysen), vlug: vlŭk (Heythuysen) in staat zijn om uit het nest te vliegen, gezegd van jonge volgels (vlug, stug, uitgevlogen, uitladen) [N 83 (1981)] || op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)] III-4-1
netborstel kwast: kwas (Heythuysen) Borstel, kwast of handveger die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. Volgens informanten (in L 289b, L 318b en Q 18, Q 112b) gebeurt dit ook wel met de hand. [N 29, 40b; monogr.] II-1
neus van een schoen naas: naas (Heythuysen), punt: puntj (Heythuysen) neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)] III-1-3
neusring ring: reŋk (Heythuysen), scheer: šīr (Heythuysen) Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.] I-12
nicht nicht: nicht (Heythuysen, ... ) nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] III-2-2