25631 |
beschuitdeeg |
beschuitdeeg:
bǝšȳtdęjx (L292p Heythuysen)
|
[N 29, 58]
II-1
|
25633 |
beschuitdoppen |
beschuitdoppen:
bǝšȳtdøp (L292p Heythuysen)
|
De vormen die bij het opbollen van beschuitdeeg gebruikt worden. [N 29, 59b; N 29, 59a]
II-1
|
25630 |
beschuitgelei |
beschuitgelei:
bǝšȳtžǝlęj (L292p Heythuysen),
emulsie:
emulsie (L292p Heythuysen),
siciliaanse zeep:
šiliānsǝ zejp (L292p Heythuysen)
|
Honingzoet, ingrediënt voor de bereiding van beschuit" (z. Van Dale 9de druk blz. 235), is beschuitgelei. Vraag N 29, 57c luidde: "Welke andere stoffen worden aan het meel toegevoegd?" Op deze vraag kwamen allerlei verschillende antwoorden die tevens op verchillende stoffen of producten duidden. Een aantal opgaven betekent "beschuitgelei". Hiervan is een apart lemma gemaakt, waarin ook zijn opgenomen de "zeep"-opgaven. Heel waarschijnlijk is de "zeep" een ingrediënt van de gelei. Dus moet men de "zeep"-opgaven niet synoniem beschouwen met de "gelei"-opgaven. De antwoorden die vallen onder de woordtypen "vet", "vetstoffen", "boter", "zetmeel", "stroop", "blanke stroop", "honing", "glucose", "suiker", "bastaardsuiker", "Barbados-suiker", "zout", "eieren", "wit van ei", "eiwit", "eende-eieren", "gist", "natte gist'''', "heffe", "potas", zijn niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteraard kunnen al deze genoemde stoffen ingrediënten zijn voor het bereiden van beschuit.' [N 29, 57c]
II-1
|
25628 |
beschuitmeel |
griesmeel:
grīsmē̜l (L292p Heythuysen),
patentmeel:
patɛntmē̜l (L292p Heythuysen)
|
Meel voor het bereiden van beschuitdeeg. Momenteel wordt hier het beste meel voor gebruikt, vroeger wel eens tarwe- of griesmeel. [N 29, 57a]
II-1
|
25636 |
beschuitmes |
mes:
mɛts (L292p Heythuysen)
|
Mes dat gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b]
II-1
|
25638 |
beschuitsnijplank |
beschuiteplank:
bǝšȳtǝplaŋk (L292p Heythuysen)
|
De plank of het blok waarop de beschuitbollen doormidden gesneden worden. [N 29, 62b; N 29, 62a; N 29, 61]
II-1
|
25728 |
beslaan |
aanmaken:
ānmākǝ (L292p Heythuysen)
|
Het moutmeel met water vermengen. Nadat het beslag gemaakt is, laat men het enige tijd staan, alvorens het te roeren of om te roeren onder toevoeging van roerwater. De invuller uit L 210 merkt hierover op dat men tijdens het roeren langzaam water dat steeds warmer was, toevoegde waardoor de temperatuur van het beslag steeg van 45 graden Celsius tot 70 graden Celsius. Bovendien vermeldt hij dat men tot de sluiting van het bedrijf (rond 1950) met de hand bleef beslaan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''roeren''. [N 35, 37]
II-2
|
25718 |
beslagkuip |
kuip:
kȳp (L292p Heythuysen)
|
De kuip waarin moutmeel en water worden gemengd. Vaak werd de beslagkuip ook gebruikt als roerkuip, terwijl men in later tijden daarvoor een aparte roerkuip ging hanteren. Zie daarom ook de semantische toelichting bij de lemmata ''roeren'' en ''roerkuip''. De invuller uit Q 99 merkt op dat het water in de beslagbak een temperatuur had van 70 à 72 graden Celsius. De inhoud van deze bak bedroeg 40 hectoliter waarvan uiteindelijk 34 à 35 hectoliter overbleef. Zie afb. 5. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata ''beslaan'' en ''beslag''. [N 35, 28; monogr.]
II-2
|
18922 |
bestemmen |
bestemmen:
bestemmen (L292p Heythuysen)
|
iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25105 |
bestendig weer |
hoge lucht:
’n hōēag loche (L292p Heythuysen),
vast (weer):
vast wèr (L292p Heythuysen)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|