21845 |
onbeleefd |
onfatsoenlijk:
onfatsoenlik (L292p Heythuysen)
|
niet wellevend, handelend in strijd met de beleefdheid [onbeleefd, bot] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21846 |
onbeschaafd |
lomp:
lomp (L292p Heythuysen),
nut:
nut (L292p Heythuysen)
|
ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21792 |
onbeschaamd |
onbeschaamd:
onbeschaamd (L292p Heythuysen)
|
geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
hoetelaar:
ps. niet omgespeld! Boven de ë staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
hoetelĭër (L292p Heythuysen)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
klaor (L292p Heythuysen)
|
wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25092 |
onbruikbaar maken, verbruien |
verprutsen:
verprutsen (L292p Heythuysen)
|
onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25496 |
onderbeschuit |
onderkorst:
oŋǝrkorst (L292p Heythuysen)
|
Er was gevraagd naar de "onderkant van de beschuit". Het kan echter zijn dat een enkel woordtype duidt op "beschuit die van het onderste gedeelte van de beschuitbol wordt gebakken". [N 29, 65b]
II-1
|
32784 |
onderdelen van de kettingeg |
schakels:
šākǝls (L292p Heythuysen)
|
Voor de betrokken onderdelen zie men ook de afb. 63 en 64. [N 11A, 163b + c + d; monogr.]
I-2
|
32845 |
onderdelen van het zwenghout en de evenaar |
scheihuis:
šęi̯hū.s (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen)
|
Voor de betrokken onderdelen zie men ook de afb. 98, 99 en 100. [N 11A, 103a + b + c; N 11A, 104a + b; div.; monogr.]
I-2
|
24637 |
ondereinde van de stam |
boks:
de bŏks (L292p Heythuysen)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|