24856 |
perzikkruid |
reuts:
rø̄ts (L292p Heythuysen),
WLD
reuts (L292p Heythuysen)
|
Perzikkruid (polygonum persicaria 20 tot 90 cm hoog. De stengels hebben een vliezig kokertje (tuitje) boven de knopen, de stengels zijn behaard en vaak roodachtig; de bladeren zijn lancetvormig en meestal met een zwarte vlek; de bloemen groeien in dicht [N 92 (1982)] || Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5, III-4-3
|
19139 |
pesterij |
plaag:
plaag (L292p Heythuysen),
temptatie:
temptatie (L292p Heythuysen)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18281 |
pet: algemeen |
pet:
paet (L292p Heythuysen)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
peterselie:
peterselie (L292p Heythuysen)
|
[DC 69 (1994)]
I-7
|
24927 |
petroleum |
ptrole (fr.):
pətròl (L292p Heythuysen)
|
petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20059 |
petunia |
petunia:
WLD
pətunia (L292p Heythuysen)
|
[N 92 (1982)]
I-7
|
21063 |
peul |
schaal:
mv. sjale
sjaal (L292p Heythuysen)
|
de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)]
III-2-3
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schaal:
sjale (L292p Heythuysen)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
uitdoen:
oetdoon (L292p Heythuysen)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
peulen:
peulen (L292p Heythuysen)
|
De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)]
I-7
|