e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heythuysen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snauwen, grauwen snauwen: snauwen (Heythuysen) bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)] III-1-4
snavel snavel: snavel (Heythuysen) snavel: de hoornachtige bek van een vogel (snavel, bek) [N 83 (1981)] III-4-1
snee brood snee: snee (Heythuysen), snè (Heythuysen) snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)] III-2-3
sneeuwbui sneeuwbijs: sjniĕbies (Heythuysen) sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)] III-4-4
sneeuwklokje sneeuwklokje: WLD  snéəklukskə (Heythuysen) Sneeuwklokje (galanthus nivalis). Bolplantje. De bloem staat alleen op een stengel die boven de beide bladeren uitsteekt. De buitenste bloemdekblaadjes zijn eivormig; de binnenste hartvormig met een diepe bocht, aan de buitenzijde met een halve maanvormig [N 92 (1982)] III-4-3
sneeuwx sneeuw: sjniĕ (Heythuysen), snîê (Heythuysen) sneeuw [RND] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] III-4-4
snijbonen boontjes: buənkəs (Heythuysen), snijbonen: sniebŏĕane (Heythuysen) [N 11A (zj)]Een soort van snijboon of van peul waarvan de dop een kromme vorm heeft (krombek, mussebek). [N 82 (1981)] I-7
snijpaardje snijpaardje: šnīpē̜rtjǝ (Heythuysen) Bank of houten blok waarin aan de bovenzijde een kram is bevestigd waaraan de haak van het paalmes vastgemaakt kan worden. Op het snijpaardje worden de klompen met behulp van het paalmes in de gewenste vorm gesneden. Zie ook afb. 236. [N 97, 61; A 29, 1 add.; A 29a, 4 add.] II-12
snijwonde snats: *WNT snats [mond, smoel...]  en sjnats (Heythuysen), snee: en sjnee. (Heythuysen), enne sneej in de vinger (Heythuysen), (oud).  en sjnae: (Heythuysen) snee in de vinger [N 07 (1961)] III-1-2
snoepgoed lekker: lekker (Heythuysen), slok: sjlòk (Heythuysen), zoetigheid: zeutigheid (Heythuysen) snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)] III-2-3