e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heythuysen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
windborden stormplanken: stormplanken (Heythuysen) De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35] II-3
winddroog winddroog: wentjdrø̜̄x (Heythuysen) Gezegd van metselstenen die aan de oppervlakte droog en inwendig nat zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Metselstenen bevochtigen'. [N 31, 13b] II-9
winderig weer boezerig (weer): boezerig wèr (Heythuysen), windachtig (weer): windjèchtich (Heythuysen) winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)] || winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)] III-4-4
windhoos hooimannetje: heijmenke (Heythuysen), zandmannetje: zandjmanneke (Heythuysen) klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)] III-4-4
windluiken, waterdeuren kijkgaten: kijkgaten (Heythuysen), weerluiken: weerluiken (Heythuysen) De luiken in de kap van de molen aan weerszijden van de askop. De luiken kunnen worden verwijderd waardoor de mogelijkheid ontstaat askop en roeden te bereiken voor inspectie en onderhoud. Zie ook afb. 28. [N O, 31a; A 42A, 60] II-3
windpeluw steenbalk: steenbalk (Heythuysen), windpeluw: windpeluw (Heythuysen) De zware balk in het stormeinde waar de halssteen of het metalen lager voor de molenas op bevestigd is. Zie ook afb. 17. [N O, 28c; N O, 28i; A 42A, 5; monogr.] II-3
windstilte windstil (weer): winjtsjtil (Heythuysen) windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] III-4-4
windzuiger windzuiger: wentjzȳ.gǝr (Heythuysen) Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c] I-9
winkelhaak winkelhaak: weŋkǝlhǭk (Heythuysen) Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] II-9
winterkleren winterkleren: winterkléjer (Heythuysen) winterkleren [N 23 (1964)] III-1-3