22826 |
zwemmen |
zwemmen:
zwömən (L292p Heythuysen)
|
zwemmen [RND]
III-3-2
|
30102 |
zwemstenen |
perforastenen:
povȳroštęjn (L292p Heythuysen)
|
Zwemstenen of drijfstenen zijn benamingen voor een zeer lichte kunststeen, vervaardigd uit puimsteengruis (bimszand) en hydraulische kalk. Het gruis wordt daartoe met ongeveer 1/9 van zijn gewicht aan waterkalk dooreengemengd. Dit mengsel wordt in ijzeren vormen geschept, beklopt en, van de vormen ontdaan, op rekken te drogen gezet. Na enige dagen worden de stenen op hopen gezet en na enige maanden zijn zij gereed voor gebruik. Zwemstenen worden hoofdzakelijk voor binnenwerk gebruikt en isoleren dankzij hun grote poreusheid goed warmte en geluid. 'Ytong' en 'Poriso' zijn merknamen. [N 30, 54e]
II-9
|
32841 |
zwenghout, spoorstok |
schei:
šęi̯ (L292p Heythuysen),
trekschei:
trękšęi̯ (L292p Heythuysen)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|
24292 |
zwerm vogels |
klocht:
bijv. van duiven
klocht (L292p Heythuysen),
vlucht:
vlucht (L292p Heythuysen)
|
groep bijeenhorende vogels (vlucht, klamp, krooi) [N 83 (1981)] || zwerm
III-4-1
|
30066 |
zwiepingen |
schoorlatten:
šǭrlatǝ (L292p Heythuysen)
|
De houten latten waarmee het profiel loodrecht wordt vastgezet. Zie ook afb. 28. [N 31, 7b; monogr.]
II-9
|
19301 |
zwoegen |
poejakken:
poejakken (L292p Heythuysen),
wroeten:
vreuten (L292p Heythuysen),
zich weren:
zich weren (L292p Heythuysen)
|
hard werken [zwoegen, wroeten, adammen, muiken, ploeteren, trimmen, porren] [N 85 (1981)] || zich bijzonder inspannen, erg veel moeite doen [zich weren, zich uitsloven, weerbieden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21113 |
zwoord |
spekzwaard:
sjpèkzjwáá.rs (L292p Heythuysen),
zwaard:
zjwáá.rs (L292p Heythuysen),
zwaa:rd (L292p Heythuysen)
|
zwoerd (van spek) [N 07 (1961)]
III-2-3
|
21456 |
één frank |
frank:
frang (L292p Heythuysen)
|
1 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|