17702 |
darm |
darm:
derm (L292p Heythuysen)
|
darm [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
25435 |
darmen |
aarsdarm:
ǭsdɛrm (L292p Heythuysen),
blinde darm:
blendǝ dɛrm (L292p Heythuysen),
dikke darm:
dīkǝ dɛrm (L292p Heythuysen),
dunne darm:
dønǝ dɛrm (L292p Heythuysen),
kromme darm:
kromǝ dɛrm (L292p Heythuysen),
rechte darm:
rɛxtǝ dɛrm (L292p Heythuysen),
toe-eind:
tu-enj (L292p Heythuysen),
twaalfvingerige darm:
12-veŋǝrǝxǝ dɛrm (L292p Heythuysen)
|
In dit lemma zijn geïnventariseerd de benamingen voor verschillende darmsoorten. Exact uitsplitsen van de benamingen die alleen op darmsoorten van het varken of op die van het rund duiden, was niet goed mogelijk. Men mag er echter van uitgaan dat een groot aantal benamingen van toepassing is zowel op de darmen van het rund als op die van het varken. In het lemma is een splitsing aangebracht tussen de algemene benamingen voor darmen en de benamingen voor de verschillende soorten. [N 28, 86; monogr.]
II-1
|
25453 |
darmen met worstvlees vullen |
darmen stoppen:
[darmen] stǫpǝ (L292p Heythuysen)
|
Het kleingemaakte vlees en vet in de schoongemaakte darmen doen. Dit kan gebeuren door het vlees en vet met de duim door een trechter in de over de tuit van de trechter ge-schoven darm te duwen. Men gebruikt hiertoe ook wel een koeiehoren waarvan de punt is verwijderd. Moderner is het gebruik van een aanzetstuk op de worstmolen: over dit holle aanzetstuk wordt de darm geschoven; het vlees worden bovenin de molen gedaan en door de buis in de darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''worst maken''. Een object "darmen", "vlees", "pensen", "worst" e.a. wordt niet fonetisch gedocumenteerd. [N 28, 119; monogr.]
II-1
|
25452 |
darmen schoonmaken |
darmen schrabben:
[darmen] šrabǝ (L292p Heythuysen)
|
De darmen die als omhulsel voor de worst gebruikt worden, worden eerst leeggeperst. Daarna worden ze verder schoongemaakt door ze binnenste buiten te keren en ze met al dan niet zout water af te wassen, of door het resterende vuil weg te krabben. Meestal worden de darmen vervolgens uitgekookt. Het object "darmen" is niet fonetisch gedocumenteerd. [N 28, 117; monogr.]
II-1
|
25439 |
darmenbak |
wan:
wan (L292p Heythuysen)
|
Mand, bak of iets dergelijks waarin de ingewanden worden opgevangen, als de buik wordt doorgesneden. [N 28, 61; monogr.]
II-1
|
21084 |
darmvet |
darmvet:
dɛrmvɛt (L292p Heythuysen)
|
Het vet dat om de ingewanden zit, het bindweefsel. [N 28, 79; monogr.]
II-1
|
18250 |
das, sjaal |
sjaal:
sjaal (L292p Heythuysen)
|
das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18592 |
dasspeld |
dasspengel:
vgl. WLD II.7, p.36: spengel.
daspengel (L292p Heythuysen)
|
dasspeld [dasspang] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25117 |
dauw |
domp:
dómp (L292p Heythuysen)
|
dauw die s morgens over de velden hangt [doom, domp, mok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
32570 |
de akker bewerken |
in één gang klaarmaken:
en ęi̯nǝ ga.ŋk klǭrmākǝ (L292p Heythuysen),
zaaiklaar maken:
zɛi̯klǭr mākǝ (L292p Heythuysen)
|
Al het werk op de akker samen (bemesten, ploegen, eggen, rollen enz.) kan als één geheel gezien worden. Het werk op de akker staat dan in tegenstelling tot het werk op de boerderij. Het woord labeuren blijkt de volgende betekenisnuances te hebben: a. al het werk op de akker tot deze gereed is om bezaaid of beplant te worden, b. al het werk op de akker, het zaaien of planten inbegrepen, c. al het werk op de akker in het algemeen, soms met inbegrip van het oogsten. Vaak heeft het de bijbetekenis van zwaar werk verrichten. Opgaven van labeuren de zin van "het boerenbedrijf uitoefenen" of met "zwaar werk doen" als hoofdbetekenis zijn hier niet opgenomen. [N 5A, 95a add.; N 11A, 132 add.; N 11A, 143; JG 1a + 1b; L 37, 11c; monogr.]
I-1
|