25400 |
de poten spannen |
spannen:
španǝ (L292p Heythuysen)
|
Bij het afhuiden van de billen en de borst brengt men de linkerpoten, evenals de rechterpoten, naar elkaar toe, waardoor de huid strak gaat staan, wat het afhuiden vergemakkelijkt. Sommige slachters binden de beide poten aan elkaar vast of houden ze met haken bijeen, zodat ze beide handen vrij hebben; andere trekken de ene poot in de richting van de andere en houden hem dan tijdens het afhuiden vast. [N 28, 53]
II-1
|
25381 |
de slokdarm afsluiten |
afbinden:
āfbenjǝ (L292p Heythuysen),
toebinden:
tubenjǝ (L292p Heythuysen)
|
Om te verhinderen dat de inhoud van maag en slokdarm het vlees verontreinigt, legt men meestal een knoop in de slokdarm. Omdat een knoop gemakkelijk uit de glibberige slokdarm glijdt, laat men er vaak het uiteinde van de dikke en vrij stugge luchtpijp aan vastzitten. Als men nu de knoop in de slokdarm legt, wordt terugglijden voorkomen door het stuk luchtpijp: dit kan immers niet door de lussen van de knoop glijden, omdat het daarvoor te groot en te weinig buigzaam is. Men sluit de slokdarm ook wel af door er een doek of iets dergelijks in te duwen of een touwtje rond het einde ervan te binden. Voor de slacht krijgt het dier ongeveer anderhalve dag geen voer om te voorkomen dat de maag en darmen te vol met vuil zijn. [N 28, 77]
II-1
|
18062 |
de stuipen hebben |
stuiptrekken:
stuiptrekken (L292p Heythuysen)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19859 |
de tafel dekken |
dekken:
dekken (L292p Heythuysen),
klaarmaken:
klaor make (L292p Heythuysen),
opdienen:
opdéene (L292p Heythuysen),
tafel klaarmaken:
taofəl klaormáákə (L292p Heythuysen)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
25640 |
de tweede keer bakken |
kleuren en drogen:
klø̜̄rǝ ɛn drø̄gǝ (L292p Heythuysen)
|
Uit de woordtypen blijkt dat dit voor de tweede keer bakken bestaat uit twee handelingen t.w. laten kleuren en laten drogen van de beschuit. [N 29, 63]
II-1
|
22706 |
de vier zijden van een bikkelbeentje |
bak:
voor de kant die lijkt op een S
bak (L292p Heythuysen),
kuil:
voor de kant waarin een kuiltje zit
ky(3)̄l (L292p Heythuysen),
pens:
voor de bolle ant
pens (L292p Heythuysen),
steun:
voor de gladde zijkant
steun (L292p Heythuysen)
|
De vier zijden van zon beentje. [N R (1968)]
III-3-2
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
bleiken (L292p Heythuysen),
bleikə (L292p Heythuysen)
|
het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19785 |
de was invochten |
insprinkelen:
insprenkelen
inšpriŋkələ (L292p Heythuysen),
sprinkelen:
sprinkele (L292p Heythuysen)
|
het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)]
III-2-1
|
19440 |
de was mangelen |
mangelen:
mangelen (L292p Heythuysen)
|
De was glad maken d.m.v. een mangel (mangelen, wringen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
spoelen:
speulen (L292p Heythuysen)
|
Zeep verwijderen uit kledingstukken door ze heen en weer te bewegen in een vloeistof (spoelen, plodderen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|