e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gat, opening lok: ee lōāk (Hoensbroek), lo:ak (Hoensbroek), eigen spellingsysteem  loak (Hoensbroek), WLD  laok (Hoensbroek) gat [ZND A2 (1940sq)] || gat (znw enk) [N 26 (1964)] III-4-4
gat, opening (mv) loker: twīēë lēūëker (Hoensbroek), eigen spellingsysteem  lŏŏëker (Hoensbroek), twie laoker (Hoensbroek), WLD  2 laoker (Hoensbroek) gaten (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-4
gauwdief gauwdief: gauwdeef (Hoensbroek) een dief die op behendige, listige wijze te werk gaat [gauwdief, schelm] [N 90 (1982)] III-3-1
gebed gebed: ee gebed (Hoensbroek) Een gebed, [jebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gebeden gebeden: de gebeëde (Hoensbroek) De gebeden meervoud. [N 96B (1989)] III-3-3
gebeier luiden, het ~: het loeëwe (Hoensbroek) Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)] III-3-3
gebit gebit: gebit (Hoensbroek, ... ), tanden: teng (Hoensbroek) gebit [N 10a (1961)] III-1-1
geboorte geboortepunt: geboortepunt (Hoensbroek) De plaats waar de boog aan weerszijden tegen de rest van het metselwerk rust. De stenen in de muur moeten hier, om aansluiting te geven, behakt worden. In Q 121 spreekt men dan van 'geschoren stenen' ('jǝšōrǝ štęŋ'). Volgens de invuller uit Q 97 telt een poortboog altijd een oneven aantal stenen. [N 32, 19a; monogr.] II-9
geboorteomhulsel van een veulen levenzak: lē̜vǝzak (Hoensbroek), net: net (Hoensbroek) Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56] I-9
gebreide kous gestrikte hoos: gestrikde hoas (Hoensbroek), strikhoos: sjtrikhaes (Hoensbroek), sjtrikhaos (Hoensbroek), sjtrikhoas (Hoensbroek, ... ) breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)] III-1-3