id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23207 | geloven | geloven: geleuëve (Hoensbroek), gleuven (Hoensbroek) | Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
25188 | geluid van naderend onweer | donderen: dondere (Hoensbroek), hommel: hoemel (Hoensbroek), rommelen: römelen (Hoensbroek) | een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)] III-4-4 |
17710 | geluidloos een wind laten | zich get op de haren doen: Plaatselijk. zich get op de hoare dōēë (Hoensbroek), zich op de buidel trappen: zich òp d`r buul treeëne (Hoensbroek) | geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)] III-1-1 |
19273 | gelukken | slagen: slage (Hoensbroek) | een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19220 | geluksvogel; altijd geluk hebben | bofkont: bôfkont (Hoensbroek) | iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19227 | gemakkelijk | gemakkelijk: gemekkelig (Hoensbroek), handig: hendig (Hoensbroek), op zijn gemak: op zie gemaak (Hoensbroek) | geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)] III-1-4 |
19226 | gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken | aanpassen: aanpassen (Hoensbroek) | de manier van handelen die het makkelijkst en aangenaamst is [pas] [N 85 (1981)] III-1-4 |
24850 | gemalen schors | looi: ideosyncr. loei (Hoensbroek) | Gemalen schors (looi). [N 82 (1981)] III-4-3 |
22441 | gemaskerd persoon | vastenavondsgek: vastenavondsgek (Hoensbroek) | Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
21718 | gemeentebelasting | gemeentelasten: gemĕentelasten (Hoensbroek) | de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)] III-3-1 |