e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hak van het blad van de zeis voet: vōt (Hoensbroek) Het brede uiteinde van het blad van de zeis, aan de zijde van de arend. Zie afbeelding 5, nummer 2. Sommige opgaven hebben betrekking niet alleen op het puntige uiteinde van de snede aan de zijde van de arend, maar op de gehele brede zijde van het blad, doorlopend tot de rug. Van een dergelijke toevoeging is sprake bij: vars 113, 115, 117, 118a, 172, 173, 176a, 179, 182, 219, 177, 186, 223, Q 73, 157a, 160, 161, 164, 166, 240; voet: L 324. [N 18, 68b; JG 1a, 1b; monogr.] I-3
hakbak hakblok: hakblǫk (Hoensbroek), mengbak: meŋbak (Hoensbroek) De ladevormige houten bak met open voorzijde waarin het vlees fijngekapt wordt. [N 28, 114] II-1
haken haken: hø̄ǝk (Hoensbroek), pinnen: penǝ (Hoensbroek) De haakjes of pinnetjes van de kam van de vleugel. Om de klossen gelijk vol te draaien moest men het garen steeds versteken op de haakjes of tandjes. [N 34, B15; N 34, B14] II-7
hakmes heep: hiëp (Hoensbroek) hakmes, hiep [Roukens 03 (1937)] III-2-1
halen en betalen contant (<fr.) betalen: contant betale (Hoensbroek) Halen en betalen wat men gekocht heeft [ik moet gaan ontvangen?] [N 21 (1963)] III-3-1
half- of stiefbroer halfbroer: hāf˂brōr (Hoensbroek), stiefbroer: štēf˂brōr (Hoensbroek) half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)] III-2-2
half- of stiefzuster halfzuster: hāf˃zøͅstər (Hoensbroek), stiefzuster: štēf˃zøͅstər (Hoensbroek) half- of stiefzuster [DC 05 (1937)] III-2-2
half-cirkelvormig raam halve maand: hāvǝ mǭnt (Hoensbroek), spinnekop: špenǝkǫp (Hoensbroek) Een raam in de vorm van een halve cirkel met de rechte zijde aan de onderkant, meestal aan stallen. Het benoemingsmotief van de benamingen is meestal de vorm van de raampjes, soms zijn ze naar andere raampjes genoemd die dezelfde vorm hebben (van de oven of van - onbeglaasde - ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie o.a. het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). [N 4, 51; N 4A, 38a] I-6
halfhemd front: front (Hoensbroek, ... ), frontje: fruntje (Hoensbroek) halfhemd, kort overhemd of los linnen borststuk dat onder de halsopeningen van het vest wordt gedragen [frontj] [N 23 (1964)] III-1-3
halfhoge knoopschoen? knoopschoen: kneup-sjoōn (Hoensbroek), knuipschjoon (Hoensbroek), laarsje: liërskes (Hoensbroek), lage schoen: liejeg sjoon (Hoensbroek) damesschoenen, halfhoge ~ met knopen opzij [leerskes] [N 24 (1964)] III-1-3