32878 |
hak van het blad van de zeis |
voet:
vōt (Q039p Hoensbroek)
|
Het brede uiteinde van het blad van de zeis, aan de zijde van de arend. Zie afbeelding 5, nummer 2. Sommige opgaven hebben betrekking niet alleen op het puntige uiteinde van de snede aan de zijde van de arend, maar op de gehele brede zijde van het blad, doorlopend tot de rug. Van een dergelijke toevoeging is sprake bij: vars 113, 115, 117, 118a, 172, 173, 176a, 179, 182, 219, 177, 186, 223, Q 73, 157a, 160, 161, 164, 166, 240; voet: L 324. [N 18, 68b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-3
|
25455 |
hakbak |
hakblok:
hakblǫk (Q039p Hoensbroek),
mengbak:
meŋbak (Q039p Hoensbroek)
|
De ladevormige houten bak met open voorzijde waarin het vlees fijngekapt wordt. [N 28, 114]
II-1
|
18791 |
haken |
haken:
hø̄ǝk (Q039p Hoensbroek),
pinnen:
penǝ (Q039p Hoensbroek)
|
De haakjes of pinnetjes van de kam van de vleugel. Om de klossen gelijk vol te draaien moest men het garen steeds versteken op de haakjes of tandjes. [N 34, B15; N 34, B14]
II-7
|
19692 |
hakmes |
heep:
hiëp (Q039p Hoensbroek)
|
hakmes, hiep [Roukens 03 (1937)]
III-2-1
|
21661 |
halen en betalen |
contant (<fr.) betalen:
contant betale (Q039p Hoensbroek)
|
Halen en betalen wat men gekocht heeft [ik moet gaan ontvangen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20343 |
half- of stiefbroer |
halfbroer:
hāf˂brōr (Q039p Hoensbroek),
stiefbroer:
štēf˂brōr (Q039p Hoensbroek)
|
half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20344 |
half- of stiefzuster |
halfzuster:
hāf˃zøͅstər (Q039p Hoensbroek),
stiefzuster:
štēf˃zøͅstər (Q039p Hoensbroek)
|
half- of stiefzuster [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
33477 |
half-cirkelvormig raam |
halve maand:
hāvǝ mǭnt (Q039p Hoensbroek),
spinnekop:
špenǝkǫp (Q039p Hoensbroek)
|
Een raam in de vorm van een halve cirkel met de rechte zijde aan de onderkant, meestal aan stallen. Het benoemingsmotief van de benamingen is meestal de vorm van de raampjes, soms zijn ze naar andere raampjes genoemd die dezelfde vorm hebben (van de oven of van - onbeglaasde - ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie o.a. het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). [N 4, 51; N 4A, 38a]
I-6
|
18713 |
halfhemd |
front:
front (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek),
frontje:
fruntje (Q039p Hoensbroek)
|
halfhemd, kort overhemd of los linnen borststuk dat onder de halsopeningen van het vest wordt gedragen [frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18353 |
halfhoge knoopschoen? |
knoopschoen:
kneup-sjoōn (Q039p Hoensbroek),
knuipschjoon (Q039p Hoensbroek),
laarsje:
liërskes (Q039p Hoensbroek),
lage schoen:
liejeg sjoon (Q039p Hoensbroek)
|
damesschoenen, halfhoge ~ met knopen opzij [leerskes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|