34440 |
herdershond |
schepershond:
šīǝpǝšhǫnt (Q039p Hoensbroek)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34438 |
herdersschopje |
schepersschup:
sīpǝššøp (Q039p Hoensbroek),
schepersschupje:
šiǝpǝššøpkǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
21129 |
herenfiets |
fiets:
inne fiets (Q039p Hoensbroek),
herenfiets:
inne hieërefiets (Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
24894 |
herfst, najaar |
herfst:
d⁄r herfs (Q039p Hoensbroek),
herfsttijd:
herfstiëd (Q039p Hoensbroek),
najaar:
najaar (Q039p Hoensbroek)
|
herfst (bamis(tijd), natijd, uitgang) [DC 39 (1965)] || het derde van de vier jaargetijden, de tijd tussen zomer en winter [bamis, bamistijd, natijd, uitgang] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25151 |
herfstdraden |
neveldraden:
nīēëvel-drēūëd (Q039p Hoensbroek),
spinnendraden:
sjpinne-drēūëd (Q039p Hoensbroek),
sjpinnedraod (Q039p Hoensbroek),
vamen:
veeĕm (Q039p Hoensbroek)
|
herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24877 |
herik |
zemp:
zęmp (Q039p Hoensbroek)
|
Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5
|
34145 |
herkauwen |
nirken:
nerkǝn (Q039p Hoensbroek)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
21713 |
herstemmen |
herstemming (zn.):
herschtumming (Q039p Hoensbroek)
|
opnieuw stemmen als er bij de eerste stemming geen beslissing valt [balloteren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23258 |
het angelus luiden |
engel des heren:
d`r ingel des here loewt (Q039p Hoensbroek)
|
Het angelus luiden rond het middaguur [het luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19647 |
het gras maaien |
(het) gras maaien:
het graas mieë (Q039p Hoensbroek)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor \'het gras afmaaien\'? (afdoen, afsnijden) [N 104 (2000)]
III-2-1
|