33352 |
kalverhokje, kalverbak |
kalverkist:
[kalver]kes (Q039p Hoensbroek)
|
In de koe- of de kalverstal kunnen een of meer kalveren vetgemest of alleen maar gestald worden in een speciaal daarvoor bestemde kooi, kist, bak of box, of gewoon achter een plank in een hoek van de stal. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (kalver-) het lemma "kalverstal" (2.2.3). [N 5A, 45a; monogr.]
I-6
|
33351 |
kalverstal |
kalverstal:
kā(u̯)vǝr[stal] (Q039p Hoensbroek),
kǭvǝr[stal] (Q039p Hoensbroek)
|
De stal of de ruimte in de koestal waar de kalveren staan. Meestal is er geen afzonderlijke ruimte als kalverstal; de kalveren staan in een hoek van de koestal en deze hoek voor de kalveren wordt "kalverstal" genoemd. Vandaar dat n.a.v. de vraag "kalverstal" voor L 213, 248, 298, 381b, 386, Q 1, 113 en 202 koestal en voor L 270, 312, Q 34 en 102 stal werd opgegeven. Er zijn voor de kalverstal ook wel benamingen in gebruik, waaruit de leeftijd van de kalveren spreekt. Voor opgaven die een voor een kalf bestemde kist, bak, kooi e.d. betreffen, zie men het lemma "kalverhokje, kalverbak" (2.2.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden in paragraaf 1.2. [A 10, 9b; L 38, 25; monogr.; add. uit N 5A, 45a en 47b]
I-6
|
18725 |
kam |
kam:
kamp (Q039p Hoensbroek),
wie ich mich woōl kemme brook mich d⁄r kamp (Q039p Hoensbroek)
|
Kam. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] || Min of meer getande, rode, vlezige uitwas op de kop van kippen. [A 39, 3c; monogr.]
I-12, III-1-3
|
22729 |
kameel |
kameel:
kamieël (Q039p Hoensbroek)
|
kameel: Hoe noemt u in uw dialect het grote zoogdier dat twee bulten op de rug heeft en in de woestijn leeft? [N 100 (1997)]
III-3-2
|
18564 |
kamerjas |
kamerjas:
kamerjas (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18638 |
kamizool |
kamizool (<fr.):
betekenis: een van voren dichtgeknoopt kledingstuk van dezelfde stof als het kostuum en zonder mouwen
kamezooal (Q039p Hoensbroek),
betekenis: herenvest
kammezaol (Q039p Hoensbroek),
betekenis: het vest dat bij het kostuum hoort, ook wämeske genoemd
kamezoal (Q039p Hoensbroek),
betekenis: vest zonder mouwen
kamezoal (Q039p Hoensbroek),
betekenis: vestje zonder mouwen met knopen behorend bij herenkostuum
kamizoal (Q039p Hoensbroek)
|
kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18724 |
kammen |
kammen:
Wie ich mich woōl kemme brook mich d⁄r kamp (Q039p Hoensbroek)
|
Kammen. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
22336 |
kampen |
kampen:
kampen (Q039p Hoensbroek),
kavelen:
kavelen (Q039p Hoensbroek)
|
Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25296 |
kan, maat van één liter |
literkan:
literkan (Q039p Hoensbroek),
litermaat:
litermaat (Q039p Hoensbroek)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 1 liter [mengel, kan, kop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21173 |
kanaal |
kanaal:
kanaal (Q039p Hoensbroek)
|
een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)]
III-3-1
|