e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kreupel zijn (het is/staat) kreupel: krø̄pǝl (Hoensbroek), hampeleman: hampeleman (Hoensbroek), lamen (ww.): lēǝmǝ (Hoensbroek) [JG 1a; N 8, 62k en 94f] I-9
kreupelhout onderhout: ideosyncr.  ônderholt (Hoensbroek) Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)] III-4-3
krib in de rivier krib: een krup (Hoensbroek) krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)] III-4-4
kribbebijter kribbebijter: krøbǝbitǝr (Hoensbroek) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
krielkip kriel: kril (Hoensbroek) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
krijgertje spelen tikkertje spelen: tikkertje (Hoensbroek) Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)] III-3-2
krijsen sjierpen: sjierpe (Hoensbroek) een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)] III-4-1
kroeshaar brulhaar: brulhoar (Hoensbroek), kroeshaar: kroeshaor (Hoensbroek), krom haren: krôm hoare (Hoensbroek) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1
krols loops: luipsj (Hoensbroek), lø&#x0304pš (Hoensbroek) loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1
krom, met bochten krom: krômp (Hoensbroek, ... ) afwijkend van een rechte lijn met een of meer bochten [krom, kromp, slom] [N 91 (1982)] III-4-4