33910 |
kreupel zijn |
(het is/staat) kreupel:
krø̄pǝl (Q039p Hoensbroek),
hampeleman:
hampeleman (Q039p Hoensbroek),
lamen (ww.):
lēǝmǝ (Q039p Hoensbroek)
|
[JG 1a; N 8, 62k en 94f]
I-9
|
24893 |
kreupelhout |
onderhout:
ideosyncr.
ônderholt (Q039p Hoensbroek)
|
Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24955 |
krib in de rivier |
krib:
een krup (Q039p Hoensbroek)
|
krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33831 |
kribbebijter |
kribbebijter:
krøbǝbitǝr (Q039p Hoensbroek)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|
34465 |
krielkip |
kriel:
kril (Q039p Hoensbroek)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
22351 |
krijgertje spelen |
tikkertje spelen:
tikkertje (Q039p Hoensbroek)
|
Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24198 |
krijsen |
sjierpen:
sjierpe (Q039p Hoensbroek)
|
een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
17579 |
kroeshaar |
brulhaar:
brulhoar (Q039p Hoensbroek),
kroeshaar:
kroeshaor (Q039p Hoensbroek),
krom haren:
krôm hoare (Q039p Hoensbroek)
|
kroeshaar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20120 |
krols |
loops:
luipsj (Q039p Hoensbroek),
lø̄pš (Q039p Hoensbroek)
|
loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
25010 |
krom, met bochten |
krom:
krômp (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
afwijkend van een rechte lijn met een of meer bochten [krom, kromp, slom] [N 91 (1982)]
III-4-4
|