18657 |
kussentje op het hoofd |
wis:
WNT: wisch (I), 2) Klein kussen bestaande uit een ineengedraaiden bundel of krans van linnen (of stroo), dat bij het dragen van lasten of het hoofd wordt gelegd. Veroud. doch gewest. nog aangetroffen. vgl. Van Dale II. wis.
wusj (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
kussentje op het hoofd bij het dragen van korven [vritsjel, wusj] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18869 |
kwaad weglopen |
kwaad weglopen:
kwaot wegloupe (Q039p Hoensbroek)
|
kwaad weglopen [horsen, hoorsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19314 |
kwaadspreekster |
klapmuil:
klapmoël (Q039p Hoensbroek),
kletswijf:
kletswief (Q039p Hoensbroek)
|
een vrouw die graag kwaad spreekt [kwadetong, vuiletong, kommeer, blameer, klapei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18981 |
kwaadspreker |
kwaadspreker:
kwaodspreker (Q039p Hoensbroek)
|
iemand die altijd kwaad spreekt van anderen [insteker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17983 |
kwaal |
kwaal:
kwoal (Q039p Hoensbroek)
|
kwaal [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
21727 |
kwajongensstreek |
bak:
Van Dale: II. bak, 4. (gemeenz.) grap, mop, poets.
bak (Q039p Hoensbroek)
|
min of meer onschuldige kindergrap [bate(n), bake(n)] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24341 |
kwaken |
kwaken:
kwake (Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21693 |
kwanselen |
verkwanselen:
verkwansele (Q039p Hoensbroek),
verkwanselen (Q039p Hoensbroek)
|
voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25311 |
kwart el, maat van 17 cm |
kwart:
kwart (Q039p Hoensbroek),
kwart el:
= 27 1/2 cm.
kwartel (Q039p Hoensbroek)
|
de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwartel (Q039p Hoensbroek),
kwattel (Q039p Hoensbroek)
|
kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|