25448 |
bederven, gezegd van pekel |
bedorven pekel:
bǝdǫrvǝ pīkǝl (Q039p Hoensbroek),
opgekookt moeten worden:
(de pekel) mot ǫpxǝkokt wɛrdǝn (Q039p Hoensbroek)
|
De zoutoplossing kan bederven doordat te veel bloed uit het vlees trekt en zich met de pekel vermengt. [N 28, 109; monogr.]
II-1
|
24054 |
bediend worden |
bediend worden:
bedeeënd weeëde (Q039p Hoensbroek),
bediend jonnen (Q039p Hoensbroek)
|
Bediend worden, berecht worden, de laatste sacramenten ontvan-gen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21558 |
bedienen |
bedienen:
bedene (Q039p Hoensbroek),
bedienen (Q039p Hoensbroek),
iemand bedienen (Q039p Hoensbroek),
inne bedeeëne (Q039p Hoensbroek)
|
de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)] || Iemand bedienen, berechten, iemand de laatste sacramenten toedienen. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
19213 |
bedorven (persoon) |
met - opgevoed:
mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.
met begaaf opgevoed (Q039p Hoensbroek)
|
met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34540 |
bedorven ei |
rot ei:
rot ęi̯ (Q039p Hoensbroek),
vuil ei:
vūl ęi̯ (Q039p Hoensbroek)
|
[N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.]
I-12
|
18965 |
bedriegen |
bedonderen:
bedôndere (Q039p Hoensbroek),
bedriegen:
bedrege (Q039p Hoensbroek)
|
iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)] || opzettelijk bedrog [konkelfoes, konterband] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18966 |
bedrieger |
bedrieger:
bedreger (Q039p Hoensbroek)
|
iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33344 |
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis |
buiten:
būǝtǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.]
I-6
|
18825 |
bedroefd |
bedroefd:
bedreuf zien (Q039p Hoensbroek)
|
verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19471 |
bedsprei |
bedsprei:
be̝ͅtšprēͅi̯ (Q039p Hoensbroek)
|
bedsprei [RND]
III-2-1
|