30160 |
lintvoeg |
lintvoeg:
lent˲[voeg] (Q039p Hoensbroek)
|
Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.]
II-9
|
17617 |
lip |
lip:
lup (Q039p Hoensbroek),
lŭp (Q039p Hoensbroek),
løp (Q039p Hoensbroek)
|
een lip [znd A1 (1940sq)] || lip [DC 01 (1931)], [RND]
III-1-1
|
21824 |
lispelen (slissen) |
lispelen:
Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.
lispele (Q039p Hoensbroek)
|
de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18967 |
list |
list:
list (Q039p Hoensbroek)
|
een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.):
litteniej (Q039p Hoensbroek)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23445 |
liturgische gewaden |
paramenten (<oudfr.):
de paramente (Q039p Hoensbroek)
|
De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17721 |
loeren |
loeren:
loere (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
loeren (Q039p Hoensbroek)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23311 |
lof |
lof:
lof (Q039p Hoensbroek)
|
Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23663 |
lof met processie |
lof met processie (<lat.):
lof mit processie (Q039p Hoensbroek)
|
Lof met processie (rondom de kerk of over het kerkplein of kerkhof) op de eerste zondag van de maand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21837 |
logeren |
logeren:
logeren (Q039p Hoensbroek)
|
in de winter bij elkaar gaan logeren [winterneven] [N 87 (1981)]
III-3-1
|