33813 |
lomp paard |
karhengst:
karheŋst (Q039p Hoensbroek)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|
17688 |
long |
long:
long (Q039p Hoensbroek),
lónge (Q039p Hoensbroek),
lônge (Q039p Hoensbroek)
|
long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
34264 |
longen |
longen:
loŋǝ (Q039p Hoensbroek)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|
30548 |
lood inleggen |
indekken met lood:
endɛkǝ met lūǝt (Q039p Hoensbroek)
|
Loden loketten in de voegen van het metselwerk aanbrengen. [N 32, 48b]
II-9
|
25289 |
lood, maat van 10 gram |
lood:
1 loêêd (Q039p Hoensbroek),
lood koffie:
ein loët koffie (Q039p Hoensbroek)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24846 |
loof |
loof:
het loof (Q039p Hoensbroek),
ideosyncr.
louf (Q039p Hoensbroek),
lover:
meer bij afgevallen bladeren
het lover (Q039p Hoensbroek)
|
De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladeren:
blārǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
21686 |
loon |
dagloon:
(= dagloon).
daloon (Q039p Hoensbroek),
loon:
der lōēën (Q039p Hoensbroek),
lôên (Q039p Hoensbroek),
traktement:
traktement (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20132 |
loops |
loops:
luipsj (Q039p Hoensbroek),
lø̄pš (Q039p Hoensbroek)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
inne sjuūët (Q039p Hoensbroek),
ideosyncr.
scheut (Q039p Hoensbroek)
|
Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|