17817 |
lopen |
lopen:
loope (Q039p Hoensbroek),
lóópe (Q039p Hoensbroek),
B.v. viere lope.
lope (Q039p Hoensbroek)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19500 |
loper |
loper:
loper (Q039p Hoensbroek),
lø̄pǝr (Q039p Hoensbroek)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.]
II-3
|
24674 |
lork |
lariks:
d’r lariks (Q039p Hoensbroek),
lork:
ideosyncr.
lork (Q039p Hoensbroek)
|
De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34008 |
losgetuigd leiden |
leiden:
lii̯ǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Een paard zonder zadel en niet tussen berries leiden met de teugel. [N 8, 101c]
I-10
|
18697 |
losse linnen halsboord |
boordje:
beurdje (Q039p Hoensbroek),
börtje (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
kraag:
kraag (Q039p Hoensbroek),
losse kraag:
losse kraag (Q039p Hoensbroek)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
manchet:
mansjette (Q039p Hoensbroek),
manzjitte (Q039p Hoensbroek),
mensjet (Q039p Hoensbroek)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33395 |
losse voerbak in de varkenswei |
losse trog:
lǫsǝ trǭx (Q039p Hoensbroek)
|
Gewoonlijk worden de varkens binnen gevoerd. Soms echter gebruikte men een losse voerbak voor buiten, in de varkenswei; over deze laatste bak gaat het in dit lemma. Zie voor de fonetische documentatie van (trog) het lemma "varkenstrog" (2.4.3). [N 5A, 61b]
I-6
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
trog:
trōǝx (Q039p Hoensbroek),
voerbak:
vōrbak (Q039p Hoensbroek)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|
18317 |
losse zak onder de rok |
buidel:
buul (Q039p Hoensbroek),
bül (Q039p Hoensbroek),
geldbuidel:
geldbuul (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
geldtas:
geldtesj (Q039p Hoensbroek),
tas:
tèsch (Q039p Hoensbroek)
|
tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21738 |
loteling |
loteling:
loteling (Q039p Hoensbroek)
|
iemand die voor militaire dienst geloot heeft [loteling, lotter] [N 90 (1982)]
III-3-1
|