e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
motregenen, licht regenen druppelen: druupele (Hoensbroek), drŭppele (Hoensbroek), sijpelen: siepele (Hoensbroek), smiezelen: sjmiezelen (Hoensbroek), smiezen: het begint te sjmīēëse (Hoensbroek), zeveren: zeivere (Hoensbroek), zouwelen: zauwele (Hoensbroek) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)] III-4-4
mouw hazesprong: hāzǝšprøŋk (Hoensbroek) Gezwel, met name een vochtophoping, aan de achterzijde van het spronggewricht. Bij een jong paard kan een overvuld kniegewricht wel eens van voorbijgaande aard zijn, maar meestal is het een ernstige aandoening waarbij geen verbetering optreedt. Zie afbeelding 16. [A 48A, 54e; N 8, 32.10, 32.11, 90g, 90h, 90i en 90j; monogr.] I-9
mouw met kanten plooisel lobmouw: lobmow (Hoensbroek) mouw met kanten plooisel [lobmouw] [N 23 (1964)] III-1-3
mouwschort mouwenscholk: moewe scholk (Hoensbroek), moewesjolk (Hoensbroek), môwe-sjôlk (Hoensbroek), mouwscholk: moewsjolk (Hoensbroek), scholk: sjólk (Hoensbroek) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3
muilband buitenste naafband: būtǝstǝ nāf˱bant (Hoensbroek  [(mv -bɛŋ)]  ) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11
muiltje muil: mōeële (Hoensbroek), muiltje: muiltje (Hoensbroek), muiltjes (Hoensbroek) muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] III-1-3
muis van de hand muis: mōēs (Hoensbroek) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muizen muizen: mōēze (Hoensbroek) Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)] III-2-1
mulle grond mol: mōl (Hoensbroek), mul: møl (Hoensbroek) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muntgeld baar geld: baargeld (Hoensbroek), munten: munte (Hoensbroek) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] III-3-1