33501 |
notendop |
bast:
ideosyncr.
bas (Q039p Hoensbroek),
schaal:
de sjaal (Q039p Hoensbroek)
|
De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)]
I-7
|
21706 |
notulen |
notulen:
notulen (Q039p Hoensbroek)
|
het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23670 |
noveen |
noveen (<lat.):
noveen (Q039p Hoensbroek)
|
Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19299 |
nutteloze arbeid verrichten |
onnodig werk doen:
onneuzel werk doon (Q039p Hoensbroek)
|
nutteloze arbeid verrichten [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18334 |
nylonkous |
nylon:
nijlon (Q039p Hoensbroek),
ny(3)lons (Q039p Hoensbroek),
nylonhoos:
ny(3)̄lonhoase (Q039p Hoensbroek),
nylonhoase (Q039p Hoensbroek)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
s⁄morges (Q039p Hoensbroek),
vuermiddig (Q039p Hoensbroek)
|
s morgens) [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23936 |
octaaf |
octaaf (<fr.):
octaaf (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
Een octaaf, periode van 8 dagen ter viering van een groot kerkelijk feest. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24947 |
oever |
oever:
ōvər (Q039p Hoensbroek),
Opm. v.d. invuller: dit zegt men ook.
ovərə (Q039p Hoensbroek),
waterkant:
water-kant (Q039p Hoensbroek)
|
oever [DC 02 (1932)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23636 |
offerande |
offerande (<fr.):
offerande (Q039p Hoensbroek)
|
De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (Q039p Hoensbroek)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|