id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23923 | onze-lieve-heer | onze-lieve-heer: slivenhier (Hoensbroek) | Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
23927 | onze-lieve-vrouw | onze-lieve-vrouw: slivevrouw (Hoensbroek) | Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
23743 | onze-lieve-vrouweplaat | altijddurende bijstand: de Atijddurende Bijstand (Hoensbroek) | Een plaat, afbeelding van O.L.V. van Altijddurende Bijstand. [N 96B (1989)] III-3-3 |
23971 | onzedig | onzedig: ònzedig (Hoensbroek) | Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)] III-3-3 |
23647 | onzevader | onzevader: ònze vader (Hoensbroek), paternoster: pater noster (Hoensbroek) | Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
23720 | onzevaderkralen | dikke kralen: dieke kralle (Hoensbroek) | De Onze-Vaderkralen (6 stuks). [N 96B (1989)] III-3-3 |
20557 | ooft | tutti-frutti: tuttie fruttie (Hoensbroek) | ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)] III-2-3 |
17592 | oog | oog: o.gə (Hoensbroek), oug (Hoensbroek) | ogen [RND] || oog [DC 01 (1931)] III-1-1 |
17595 | ooglid | oogdeksel: ooëgdeksele (Hoensbroek), ooglid: oòëgleeëje (Hoensbroek), oogsplimp: oogsplump (Hoensbroek), plimp: plumpe (Hoensbroek) | oog: ooglid [N 10a (1961)] || Ooglid - Als men de ogen sluit, gaat er iets dat men een klepje zou kunnen noemen, over het oog heen. Hoe noemt men dit klepje? [DC 39 (1965)] III-1-1 |
17798 | ooglid: onderste ooglid | onderste oogdeksel: NB: plummp (sic) = oogwimper. ongesjte ooëgdeksele (Hoensbroek), onderste ooglid: ongesjte oòëgleeëje (Hoensbroek) | Ooglid - Hoe noemt men het andere klepje, aan de onderzijde van het oog? [DC 39 (1965)] III-1-1 |