24468 |
beukennootje |
beukennootje:
-
bueke nuu-ëtjes (Q039p Hoensbroek)
|
beukennootje [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
21023 |
beurs |
onder het klokhuis:
ònger het klokkes (Q039p Hoensbroek)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21099 |
beurse plek |
beurse plekken:
ideosyncr.
beurse plekke (Q039p Hoensbroek)
|
Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
19259 |
bevel |
bevel:
bevel (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
bevelen:
bevêle (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
33843 |
bevend schudden met de huid |
razelen:
rāzǝlǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voerhoek:
vōrhōk (Q039p Hoensbroek)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
17950 |
beweeglijk rondlopen |
bijzen:
(hin en weer) bieze (Q039p Hoensbroek),
rondbijzen:
rôndbieze (Q039p Hoensbroek)
|
lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19238 |
bewerkelijk (zijn) |
veel tijd eisend:
vuul tied eisend (Q039p Hoensbroek)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23560 |
bewieroken |
wieroken:
wieroke (Q039p Hoensbroek)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|