e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
proberen een proef nemen: ein proof neme (Hoensbroek) een proef nemen met of van [proberen, verzoeken, bezien] [N 85 (1981)] III-1-4
proces-verbaal proces-verbaal: procesverbaal (Hoensbroek) het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)] III-3-1
proeven keuren: koare (Hoensbroek), proeven: preuve (Hoensbroek, ... ), prø:və (Hoensbroek), prúve (Hoensbroek) proeven [ZND A2 (1940sq)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
profeet profeet: profeit (Hoensbroek), profieët (Hoensbroek) Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)] III-3-3
profielbalken gewelfdragers: gǝwęlǝf˱drāgǝš (Hoensbroek) IJzeren profielijzers, vaak met I-vormige doorsnede, die worden gebruikt bij het vervaardigen van een troggewelf. Zie ook afb. 33. D.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balken' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 32, 20b; monogr.] II-9
profielen profielpalen: profīǝlpø̜̄ǝl (Hoensbroek) Gladde, rechte houten balkjes met een lengte van ongeveer 1,80 cm en een doorsnede van 7,5 x 7,5 cm, die verticaal op de hoeken van het metselwerk worden geplaatst. Zij worden gebruikt om het loodrecht opmetselen van de muren te bevorderen. Zie ook afb. 28. [N 31, 7a; monogr.] II-9
profiteren profiteren: profiteere (Hoensbroek) een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)] III-1-4
pronken strontsen: stronse (Hoensbroek) in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] III-1-3
pronkveer op een hoed hoedenveer: hooteveer (Hoensbroek), hotevēēr (Hoensbroek), veer: ver (Hoensbroek), viër (Hoensbroek) pronkveer op een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
prop bol: Van Dale: I. bol, 3. voorwerp van min of meer zuiver ronde gedaante, bal; - prop; - ...  bol (Hoensbroek), prop: prop (Hoensbroek) een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)] III-3-1