21196 |
reizen |
reizen:
reizen (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
een reis ondernemen [reizen, pelgrimmen] [N 90 (1982)] || het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21740 |
rekruut |
groentje:
groentje (Q039p Hoensbroek)
|
een soldaat die net in dienst is [rekruut, groentje, schacht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23403 |
relikwie |
relikwien:
rillikwieje (Q039p Hoensbroek)
|
De vereerde overblijfselen van heiligen of zaken die met Christus, Maria of een heilige in aanraking zijn geweest, relieken, relikwieën. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23404 |
relikwiekastje |
reliekschrijn:
d`r rillieksjrieën (Q039p Hoensbroek)
|
Het kastje waarin relikwieën bewaard worden, reliekschrijn. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34616 |
rem van de wagen |
mechaniek:
knikǝnik (Q039p Hoensbroek)
|
De rem komt vrijwel alleen voor bij de wagen. Er bestaan verschillende systemen. Essentieel hierbij is echter dat steeds een remblok tegen de rond de velg van het wiel bevestigde metalen band kan schuren. De informant van Q 099q vermeldt het volgende: "Vroeger werd de rem door middel van een zwengel aangedraaid. Thans wordt de rem in werking gesteld door een ijzeren hefboom. Deze ijzeren staaf heeft aan het losse uiteinde een ketting, die vastgemaakt wordt aan een haak, welke zich bevindt aan de zijkant van de karbak. Het is dus een vereenvoudiging, de zwengel is vervangen door een hefboom.". De respondent van P 48 omschrijft de wagenrem als een "blok met ketting aan as om te remmen. [N 17, 40 + 44j + 49 + 50b + 99 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c; monogr.]
I-13
|
21358 |
rente |
interest:
der intres (Q039p Hoensbroek),
intres (Q039p Hoensbroek),
intrest (Q039p Hoensbroek),
rente:
rente (Q039p Hoensbroek)
|
Rente [intrest?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21892 |
rentenieren |
rentenieren:
renteneer (Q039p Hoensbroek),
rentenieren (Q039p Hoensbroek)
|
leven van de inkomsten van je goederen of kapitaal [heren, rentenieren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25095 |
repareren |
opknappen:
opknappe (Q039p Hoensbroek),
oplappen:
oplappe (Q039p Hoensbroek)
|
repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20559 |
rest in het glas |
klatsje:
kletske (Q039p Hoensbroek)
|
restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24302 |
restant vissen |
zalm:
zalm (Q039p Hoensbroek)
|
zalm [N100 (1997)]
III-4-2
|