25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsele (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24647 |
robinia |
acacia:
acacia (Q039p Hoensbroek),
esdoorn:
ideosyncr.
de asdoorn (Q039p Hoensbroek)
|
De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18058 |
rochelen |
rochelen:
roggelen (Q039p Hoensbroek),
rôchele (?) (Q039p Hoensbroek)
|
rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
23447 |
rochet |
rochet (fr.):
rochet (Q039p Hoensbroek)
|
Het korte witte kleed over de misdienaarstoog [rochet, rökkele?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33478 |
rode aalbes |
aalbessen:
De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
aalbes (Q039p Hoensbroek),
miemelen:
De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
miemel (Q039p Hoensbroek)
|
aalbes [N 82 (1981)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
karoot:
karōt (Q039p Hoensbroek)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
24508 |
rode bosbes |
bosbes:
?
(bosbes) (Q039p Hoensbroek),
ideosyncr.
bosbes (Q039p Hoensbroek),
rode bosbes:
ideosyncr.
roeie bosbes (Q039p Hoensbroek),
rode, de:
ideosyncr. (?)
rōēije (Q039p Hoensbroek)
|
De rode bosbes, vossebes (bospalm, naagdebes, kwachtbes, gourbes, kroos, kreus, rode bleek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24405 |
rode bosmier |
aamzeik:
mvd. oamzeeke
aomzēēk (Q039p Hoensbroek)
|
bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20655 |
rode kool |
rode kappes:
roeə kappes (Q039p Hoensbroek),
rood moes:
roeəd moos (Q039p Hoensbroek),
rōēët moos (Q039p Hoensbroek)
|
Rode kool (als plant of gewas) [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
25314 |
roede, maat van 14 m2 |
kleine roede:
= 20,7 m2.
kleine roən (Q039p Hoensbroek)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 14 vierkante meter [roede] [N 91 (1982)]
III-4-4
|