e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snipper katsjel: vgl. Sittard Wb. (pag. 169): katsjel, snipper, stukje, afval.  katschel (Hoensbroek), stukje: ein stôkske pepeer (Hoensbroek) een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)] III-3-1
snoepje zuurtje: zuurtje (Hoensbroek) snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)] III-2-3
snoer smikkeslag: smekǝslāx (Hoensbroek), smikkesnoer: šmekǝšnōr (Hoensbroek) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10
snor knevel: knévəl (Hoensbroek), snor: šnor (Hoensbroek) snor (knevel) [DC 01 (1931)] III-1-1
snorren snorken: snôrke (Hoensbroek), snorren: snorre (Hoensbroek) een ruisend-brommend geluid maken, gezegd van bijv. een kacheltje [snorren, snorzen] [N 91 (1982)] III-4-4
snot snop: šnop (Hoensbroek), snot: šnot (Hoensbroek) Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12
snotneus koetenneus: kōētenaas (Hoensbroek), kōēëtenaas (Hoensbroek), kute-jong: (figuurlijk).  kōētjong (Hoensbroek), kute-naas: koetenaas (Hoensbroek), kute-nelis: (figuurlijk).  kōētnelles (Hoensbroek), snotneus: snotnaas (Hoensbroek), snotneus (Hoensbroek), snotterbel: (letterlijk).  sjnōēterbel (Hoensbroek), snotternaas: (letterlijk).  sjnōēternaas (Hoensbroek), zeiknelis: (figuurlijk).  zeeknelles (Hoensbroek), zijpnaas: (letterlijk).  zīēpnaas (Hoensbroek) een kind dat zich met zaken bemoeit en daarover een mening geeft, waarvoor het nog te jong is [snotneus, snotter, aap, koetneus, plathoek] [N 85 (1981)] || neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] || snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)] III-1-2, III-1-4
snottebel koet: kōēt (Hoensbroek), kōēëte (Hoensbroek) neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] III-1-2
snuifje snuifje: snuvke (Hoensbroek) snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)] III-2-3
snuisterij prulding: pruldink (Hoensbroek), snuisterij: snuisterij (Hoensbroek) een klein sieraad, een aardig prulletje van geringe waarde [snuisterij, snuiselderij] [N 89 (1982)] III-3-1