19667 |
tafel |
tafel:
tōafəl (Q039p Hoensbroek),
tōͅfəl (Q039p Hoensbroek)
|
een houten tafel [Roukens 12 (1937)] || tafel [ZND A2 (1940sq)]
III-2-1
|
23711 |
tafelgebed |
beden voor en na het eten:
beëne vuuër en noa het eëte (Q039p Hoensbroek)
|
Het tafelgebed vóór en na het eten. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19530 |
tafelmes |
smeermets:
sjmīērmets (Q039p Hoensbroek)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tek (Q039p Hoensbroek),
tek mv (Q039p Hoensbroek),
twijg:
ideosyncr.
(twieg) (Q039p Hoensbroek),
twijg (Q039p Hoensbroek)
|
(jonge) takken mv. [DC 41 (1966)] || Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)] || tak
III-4-3
|
33018 |
tak op ingezaaid land |
(het land is) afgevlagd:
āf˱gǝvlax (Q039p Hoensbroek),
schutrijzer:
(mv)
šøtrīǝzǝr (Q039p Hoensbroek),
vlaggetje:
vlɛxsskǝ (Q039p Hoensbroek),
vreerijs:
vrēris (Q039p Hoensbroek)
|
De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.]
I-4
|
20476 |
tak van een geslacht |
natie:
natie (Q039p Hoensbroek)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24727 |
takken (coll.) |
tak (mv.):
de tek (Q039p Hoensbroek)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24707 |
takken krijgen |
takken:
ideosyncr.
takken (Q039p Hoensbroek),
uitpruiten:
ōētsjproēte (Q039p Hoensbroek)
|
Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33632 |
takkenbos, bussel hout |
remmelen:
(= dikkere takken).
remmele (Q039p Hoensbroek),
schans:
een sjāns (Q039p Hoensbroek),
schans(-vakker) (Q039p Hoensbroek),
schjans (Q039p Hoensbroek),
sjans (Q039p Hoensbroek),
(is bijv. elzehout, wieëhout).
sjans (Q039p Hoensbroek)
|
inventarisatie benamingen takkenbos, bussel takken en twijgen alnaargelang houtsoort of boslengte [N 27 (1965)] || takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)]
I-7
|
25274 |
talie, maat van 1/16 el (4,25 cm) |
talie:
taille (Q039p Hoensbroek)
|
de maat die een lengte aangeeft van 4,25 cm, dat is 1/16 deel van een el (68 cm) [talie] [N 91 (1982)]
III-4-4
|